e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197p plaats=Noorbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heg, haag haag: haag (Noorbeek, ... ), heg: hék (Noorbeek) Omheining bestaande uit geschoren kreupelhout of struikgewas (heg, haag, hoftuin) [N 79 (1979)] III-2-1
heggenmus haagmus: ha:gmöš (Noorbeek) Hoe heet de heggemusch? [DC 06 (1938)] III-4-1
heggenrank vetwortel: vetwortel (Noorbeek) Heggerank (bryonia alba 150 tot 350 cm groot. De plant is tweehuizig met een dikke, knolvormige wortelstok, door middel van ranken klimmend; de bladeren zijn ongeveer hartvormig 5-lobbig; de bloemen zijn eenslachtig (de vrouwelijke zijn kleiner dan de m [N 92 (1982)] III-4-3
heidehoning heihoning: heihoning (Noorbeek) Honing afkomstig van de heidebloesem. De heide was in oude tijden de belangrijkste honing- of drachtbron. Maar hoeveelheid en kwaliteit van de heide zijn in de afgelopen decennia zienderogen achteruitgegaan. Hij is goudbruin van kleur en heeft een pittig en sterk aroma. [N 63, 112b; JG 1a; Ge 37, 133; monogr.] II-6
heilaarde, dichte zwarte grond kleffe aarde: kléve ēērd (Noorbeek) zwarte, ondoordringbare aarde [schurft, heilaarde] [N 81 (1980)] III-4-4
heilig hartbeeld heilig hartbeeld: hellig hart-beeld (Noorbeek) Een beeld van Jezus die zijn hart toont (H.Hart). [N 96A (1989)] III-3-3
heilig putje heilig putje: hellig pötsje (Noorbeek) Het zinkputje onder of naast de sacristie, het heilige putje. [N 96A (1989)] III-3-3
heiligenbeeld heiligenbeeld: hèlligebeelde (Noorbeek) De beelden in de kerk, de kerkbeelden [beelde, bilde, fiegoere, sjtatoeë, hèlligebeelde, hilliejefijoere?]. [N 96A (1989)] III-3-3
heimwee heimwee: heemwië (Noorbeek) heimwee (hebben als iemand ergens niet kan wennen en erg naar huis verlangt, zegt men: Hij heeft (veel/erg/zon) .... [DC 45 (1970)] III-1-4
hek aan de ingang van een wei barrier: barēr (Noorbeek) In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.] I-8