e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197p plaats=Noorbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
perstafel, strijktafel strijktafel: štriktǭfǝl (Noorbeek) De tafel waarop men strijkt. Men gebruikt de perstafel om de grotere delen als pantalon of overjas op te persen. De perstafel moet gemaakt zijn van een houtsoort die niet splintert, trekt of scheurt. Houtsoorten die erg slecht vocht opnemen, zijn als perstafel ook ongeschikt (Gerritse, pag. 34). De informanten van L 330 en Q 32 strijken ook kragen op de perstafel, omdat zij daar geen apart kragenblok hebben. Zie ook het lemma ɛkragenblokɛ.' [N 59, 18; N 59, 19a; N 59, 19e; monogr.] II-7
petroleum ptrole (fr.): petrol (Noorbeek) petroleum, minerale licht ontvlambare stof die vooral tot verlichting in lampen en als brandstof wordt gebruikt [petrol, peter-, stink-, bron-, brom-, gasolie] [N 81 (1980)] III-4-4
peul leut: lèùte (Noorbeek) de peulen, de doppen van erwten of bonen [N Q (1966)] III-2-3
peul, dop (znw) leut: lèùte (Noorbeek) [N Q (1966)] I-7
peulen, doppen (ww.) leuten: lèùte (Noorbeek), peulen: pōͅlə (Noorbeek) [N Q (1966)] I-7
peulerwten sokkererwten: soekerérte (Noorbeek) De peulerwt; soort van erwt waarbij de hele vrucht gegeten wordt, ook de schil (sluimerwt, hauw(ke), peul, suikererwt, blie-erwt). [N 82 (1981)] I-7
peulvruchten afhalen ranken: renge (Noorbeek) erwten of bonen afhalen, van draden ontdoen [N Q (1966)] III-2-3
peulvruchten doppen leuten: lèùte (Noorbeek), peulen: paole (Noorbeek) erwten of bonen doppen, ontpeulen [N Q (1966)] III-2-3
piekeren nadenken: naodenke (Noorbeek), prakkiseren: prakkezere (Noorbeek), (m.).  prakkezeren (Noorbeek) denken: Je moet er nog maar eens over - [DC 35 (1963)] || over zijn zorgen nadenken [mijmeren, dolleren, prakkezeren, praktiseren, dubben, dromen] [N 85 (1981)] III-1-4
piepen piepen: pīpǝ (Noorbeek), sjielpen: sjillepe (Noorbeek), tsjielpen: tschlielept (Noorbeek), tšilpǝ (Noorbeek) een zacht piepend geluid geven, gezegd van vogels (sjirpen, tjilpen, tjerpen) [N 83 (1981)] || Geluid voortbrengen, gezegd van een jonge kip. [N 19, 48; monogr.] I-12, III-4-1