e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197p plaats=Noorbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pootjesblaas pootjesblaas: pȳǝtjǝsblǭs (Noorbeek), waterblaas: wātǝrblǭs (Noorbeek) De tweede blaas waarin de voorpoten van het kalf zitten. [N 3A, 52b] I-11
pop, vrouwelijke zangvogel pop: póp (Noorbeek) vrouwelijke zangvogel (pop) [N 83 (1981)] III-4-1
poppenspel poesjenel: poesjenel (Noorbeek), poppenspel: popespil (Noorbeek) De voorstelling waarin de rollen niet gespeeld worden door mensen maar door marionetten [poesjenellespel]. [N 90 (1982)] III-3-2
populier (alg.) canadas: ideosyncr.  canadas (Noorbeek), populier: populier (Noorbeek) De populier in het algemeen (populier, peppel, peppelboom). [N 82 (1981)] III-4-3
portefeuille portefeuille (fr.): portefeuille (Noorbeek) de kleine, platte, meestal leren, dubbele tas met vakjes, waarin mannen hun bankbiljetten, identiteitsbewijs enz. bij zich dragen [kamtas, portefoelie] [N 89 (1982)] III-3-1
postbode facteur (fr.): fakteur (Noorbeek, ... ) de persoon die de post bezorgt [bode, postbode, fak, fakteur, briefdrager, postknecht, postloper, post] [N 90 (1982)] III-3-1
postkoets koets: koets (Noorbeek) een reiswagen in geregelde dienst voor het vervoer van passagiers [postkoets, post, postkaars, diligence] [N 90 (1982)] III-3-1
postzegel postzegel: posziégel (Noorbeek) het rechthoekige gekleurd stukje papier dat men op brieven etc. plakt om daarmee de port te betalen [postzegel, kopje, tember, zegel] [N 90 (1982)] III-3-1
poten planten: plāntǝ (Noorbeek) In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b] I-5
potlood crayon (fr.): crayon (Noorbeek), potlood: potlòēd (Noorbeek) een met hout omgeven staafje grafiet om mee te schrijven of te tekenen [potlood, crayon] [N 87 (1981)] III-3-1