e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197p plaats=Noorbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
prutser sukkel: sukkel (Noorbeek) iemand die onhandig is [kavveleuter, boerenklos, klos] [N 85 (1981)] III-1-4
prutswerk prutswerk: (Eijsden!).  pruutsweèrk (Noorbeek), slecht werk: slech werk (Noorbeek, ... ) slordig, slecht werk [geprös, kloterij, gekwansel, troddel] [N 85 (1981)] || werk dat ondeugdelijk of ondegelijk is [getotter, prutswerk, kleuterwerk, kutselwerk] [N 85 (1981)] III-1-4
pseudovogelpest vogelpest: vǭgǝlpɛs (Noorbeek) Pseudovogelpest, New-Castle ziekte is een virusziekte. Ademnood en zenuwstoornissen zijn de voornaamste kenmerken, ook verdwijnt de leg plotseling bijna helemaal. [N 19, 64] I-12
puber jong meidje: e joonk métse (Noorbeek), jonge jong: enge jonge jong (Noorbeek) iemand van jeugdige leeftijd (jongere) [N 102 (1998)] III-2-2
punaise punaise (fr.): punēēs (Noorbeek) een klein metalen stiftje met grote platte kop voor het vastzetten van tekeningen etc. [tetske, punaise] [N 90 (1982)] III-3-1
punt van het blad van de zeis punt: pønt (Noorbeek) De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
punt, stip puntje: puntsje (Noorbeek) een zeer klein rond teken, een punt [stip, tikske] [N 91 (1982)] III-4-4
pupil pupil: pupil (Noorbeek) Pupil: het donkere gedeelte van het oog dat wijder of nauwer wordt naarmate er meer of minder licht in valt. [N 84 (1981)] III-1-1
purper, paarsrood mauve: māōf (Noorbeek) de kleur paarsrood [purper, pilper] [N 91 (1982)] III-4-4
putemmer puttob: pøͅtoͅp (Noorbeek) [N 12 (1961)] I-7