e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197p plaats=Noorbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rek rek: rik (Noorbeek) Soort kast van latten en planken, zonder deur, om iets in op te bergen, b.v. in de keuken (rek, schap, hang) [N 79 (1979)] III-2-1
rekruut rekruut: rekruut (Noorbeek) een soldaat die net in dienst is [rekruut, groentje, schacht] [N 90 (1982)] III-3-1
relikwie relikwien: relekwieë (Noorbeek) De vereerde overblijfselen van heiligen of zaken die met Christus, Maria of een heilige in aanraking zijn geweest, relieken, relikwieën. [N 96A (1989)] III-3-3
rentenieren rentenieren: renteneeren (Noorbeek) leven van de inkomsten van je goederen of kapitaal [heren, rentenieren] [N 89 (1982)] III-3-1
repareren opflikken: opflikke (Noorbeek) repareren, opknappen [oplappen, flikken, lameseren] [N 91 (1982)] III-4-4
restant vissen forel: forel (Noorbeek), zalm: zalm (Noorbeek) forel [N102 (1998)] || zalm [N100 (1997)] III-4-2
restant vogels jonge spreeuwen: joŋ špri:wə (Noorbeek) jong van de spreeuw [DC 06 (1938)] III-4-1
reumatiek reumatiek: reummetiek (Noorbeek) Reumatiek: aandoening van spieren en gewrichten met veel pijn (flerecijn, rumatis, vliegende vaan, rimmetiek, krimmetiek). [N 84 (1981)] III-1-2
reuzel veer: vēr (Noorbeek) Bladvet, vetweefsel tegen de achtervlakte van de buik bij varkens. Het zijn twee platen vet. Men hangt ze op een stok te drogen (P 107a) en vervolgens worden ze in vierkante stukjes gesneden. Algemeen gebruik is dat deze vierkante stukjes worden gebraden tot "kaantjes". Het vet dat na het uitbakken overblijft, gebruikt men als smeer- of bakvet. [N 28, 75; N 28, 76; monogr.] II-1
revers kraag: kraag (Noorbeek), revers: rǝvē̜r (Noorbeek), revers (fr.): revēr (Noorbeek), revér (Noorbeek), reverskraag: rǝvē̜rkrāx (Noorbeek) de omslag van de kraag op de borst (revers?) [N 59 (1973)] || De omslag van de kraag op de borst. [N 59, 124; N 62, 31d; MW] || Hoe noemt U: de revers? [N 62 (1973)] II-7, III-1-3