e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197p plaats=Noorbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roepwoord voor de jonge geit mek, mek: mɛk, mɛk (Noorbeek) [N 19, 74f; VC 14, 2m -r-] I-12
roepwoord voor de stier die kom: dē̜ kǫm (Noorbeek), kom max: kom maks (Noorbeek), mennes: mɛnǝs (Noorbeek) [N 3A, 13] I-11
roer roer: roer (Noorbeek), schijt: šīt (Noorbeek) Dysentrie of diarree. Wanneer de bijen te lang moeten overwinteren door koud weer, kan het zijn dat de reinigingsvlucht niet plaatsvindt. De afvalstoffen hopen zich op in de endeldarm. De bijen zien zich genoodzaakt zich te ontlasten in de woning met als mogelijk gevolg buikloop. Tegenwoordig wint de mening terrein dat roer geen aparte ziekte is, maar een begeleidend verschijnsel van de ziekte nosema (De Roever, pag. 439). [N 63, 71a; Ge 37, 204] II-6
roeren roeren: ruure (Noorbeek) roeren [DC 47 (1972)] III-2-3
roest roest: raos (Noorbeek) roest, rood- of bruingele bedekking die aan de oppervlakte van ijzer en staal ontstaat door verbinding met zuurstof, vooral in een vochtige omgeving [roester] [N 81 (1980)] III-4-4
roestplek roestvlek: raos-vlek (Noorbeek) Roestplek in het linnen (spot, spit, tikkel, maal, plek, smet) [N 79 (1979)] III-2-1
roet roes: ros (Noorbeek), roet: root (Noorbeek, ... ) Het rookzwart dat onder een ketel vastzit (zoet, zwart, roet, kroos) [N 79 (1979)] III-2-1
rogge koren: [koren] (Noorbeek) Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
roggebrood korenbrood: kornebroeëd (Noorbeek), zwart, een -: e zwart (Noorbeek) roggebrood [DC 35 (1963)] III-2-3
rok: algemeen rok: rōk (Noorbeek) Hoe noemt U in het algemeen een rok? [N 62 (1973)] III-1-3