e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197p plaats=Noorbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaarde barst: barsj (Noorbeek), bursch (Noorbeek), kerf: kérf (Noorbeek) Kerf of breuk in het scherp van een mes (schaard, schaar, schaal) [N 79 (1979)] III-2-1
schaars nee: ney (Noorbeek) op karige of krappe wijze [schaars, schriel] [N 91 (1982)] III-4-4
schaatsenrijder watervlo: watervloë (Noorbeek) schaatsertje: Hoe noemt u het insect dat met schokkende bewegingen over het water lijkt te schaatsen? Het lijf van het insect staat op lange poten op het water. [N100 (1997)] III-4-2
schabbernak buitenmodel: boete models (Noorbeek) wonderlijk kledingstuk [schabbernak] [N 86 (1981)] III-1-3
schaften rusten: get röste (Noorbeek), schaften: (Eijsden!).  sjàfte (Noorbeek) het werk onderbreken om te rusten [schaften, schaffen, poren] [N 85 (1981)] III-3-1
scharrelen dabben: dabǝ (Noorbeek), scharrelen: šarǝlǝ (Noorbeek) De kippen dabben en scharren in de grond om wormen, insecten en dergelijke te vinden. [N 19, 61a; L 33, 20; monogr.] I-12
schaterlachen barsten van het lachen: barsje van ⁄t lachen (Noorbeek) schaterlachen; inventarisatie gebruik [N 38 (1971)] III-1-4
schatten schatten: sjatten (Noorbeek) het gewicht van iets schatten [koersen, prijzen] [N 89 (1982)] III-3-1
schede van de koe lijf: līf (Noorbeek) Uitwendig geslachtsorgaan van de koe. [N C, 13; JG 1a, 1b; A 48A, 47b; monogr.] I-11
scheef, niet recht scheef: sjēēf (Noorbeek) van de rechte richting afwijkend, niet recht of niet rechthoekig [scheef, noers, noes, slim, scheel, schieps, schuins, schiks, schoeks] [N 91 (1982)] III-4-4