e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197p plaats=Noorbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snotteren snoeven: snoeve (Noorbeek) Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snitteren, snutten). [N 84 (1981)] III-1-2
snuit muil: mul (Noorbeek), naas: nās (Noorbeek), snoets: snoets (Noorbeek), ideosyncr.  schnoets (Noorbeek), snuits: snōēts (Noorbeek), snūts (Noorbeek), šnuts (Noorbeek) [N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]Hoe noemt u het vooruitstekende deel van het aangezicht van dieren (snuit, snoefel) [N 83 (1981)] || Snuit [SGV (1914)] I-12, III-1-1, III-4-2
snuit van de wagen distelsnuit: destǝlšnuts (Noorbeek) De voorkant van de twee balken die samen de vork vormen, waartussen de dissel is bevestigd. [N 17, 44c; N G, 70g; JG 1d] I-13
soepkip soephoen: sophoon (Noorbeek) kip in water gekookt [N 37 (1971)] III-2-3
sok hoos: iech laop altied op me haese es ich heim bi. Me vrouw breit ⁄r altied nuuj veut aan (Noorbeek), sok: ich loop altied op m⁄n zukke as ich heem bie. De vrou die sjtriekt altied nuuj veut draan (Noorbeek) Sokken. Ik loop altijd op mijn sokken als ik thuis ben. Mijn vrouw breit er telkens weer nieuwe voeten aan. [DC 39 (1965)] III-1-3
soldaten piotten: pijotten (Noorbeek), soldaten: sōldoate (Noorbeek) algemene naam voor soldaten [volk, soldatenvolk, soldaterij] [N 90 (1982)] III-3-1
soldatenkerkhof amerikaans kerkhof: amerikaans kèrkhaof (Noorbeek) Een soldatenkerkhof, oorlogskerkhof, militaire begraafplaats, ereveld, engels kerkhof e.d. [N 96A (1989)] III-3-3
solderen solderen: sǫldērǝ (Noorbeek) Twee of meer metalen delen door middel van soldeersel met elkaar verbinden. Het soldeersel is een metaal of een legering waarvan het smeltpunt lager ligt dan dat van de te verbinden metalen. Het wordt tijdens het solderen met behulp van een soldeerbout, een soldeerlamp, etc. verhit en vloeibaar gemaakt. De te verbinden vlakken worden vóór het solderen met een vloeimiddel gereinigd om het hechten van het soldeersel te vergemakkelijken en om oxidatie van het te solderen materiaal tegen te gaan. Zie ook het lemma "hardsolderen". [N 64, 28a; N 100, 19; L 7, 12; monogr.; N 33, 194 add.] II-11
soorten mouwen brede mouw: breje moew (Noorbeek), korte mouw: korte moew (Noorbeek), lange mouw: lange moew (Noorbeek), smalle mouw: smaale moew (Noorbeek) Welke soorten mouwen kent U (pofmouw, puntmouw etc.?). Beschrijf hoe deze er uit zien [N 62 (1973)] III-1-3
soorten patronen of dessins bloempje: blømkǝ (Noorbeek), effen: ęfǝ (Noorbeek), haakje: hø̜kskǝ (Noorbeek), nopje: nø̜pkǝ (Noorbeek), ruitje: rȳtšǝ (Noorbeek), strijp: (mv)  strīpǝ (Noorbeek) Diverse patronen of motieven in de stof. [N 62, 74b; MW] II-7