e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197p plaats=Noorbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stijve mortel te droog: tǝ dryǝx (Noorbeek) Metselmortel waar weinig water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.] II-9
stikken stikken: stikke (Noorbeek) Stikken, sterven door ademgebrek (stikken). [N 84 (1981)] III-1-2
stiksteek achtersteek: axtǝrštē̜k (Noorbeek), stiksteek: stekstēk (Noorbeek) Fijne, rechte steek. De stiksteek verbindt twee delen aan elkaar. Hij is een achtersteek, die van boven één steeklengte terug en van onderen steeds twee steeklengtes voorwaarts wordt gestoken. De steken volgen elkaar met onzichtbare tussenruimtes op. Zie afb. 32. [N 59, 54; N 62, 9; N 62, 16a; L 31, 46] II-7
stikzijde zijde: zi-j (Noorbeek) Zijdegaren om mee te stikken of te naaien. [N 59, 7c; N 59, 7a; N 62, 57] II-7
stille regen smiezerig: smīēzerich (Noorbeek) stille regen (vooral met sneeuw) [slek] [N 81 (1980)] III-4-4
stinken stinken: stinke (Noorbeek) Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken, muffen, dassen). [N 84 (1981)] III-1-1
stobbe vot: vot (Noorbeek) Stronk van een gekapte boom die met het wortelstelsel nog in de grond zit. [N 50, 7e; N 75, 87c; A 45, 35; N 16, add.; monogr.] II-12
stoelen op het priesterkoor koorstoelen: koeërsjteul (Noorbeek) De stoelen op het priesterkoor [koeërsjteul?]. [N 96A (1989)] III-3-3
stoep trottoir: trottoir (Noorbeek) stoep, trottoir; hoe noemt men in uw woonplaats de stoep of het trottoir langs een straat? [DC 47 (1972)] III-3-1
stof stof: štōf (Noorbeek) Benamingen voor stof in het algemeen. [N 62, 71a; MW] II-7