e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197p plaats=Noorbeek

Overzicht

Gevonden: 3664
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
buitenverblijf buitenverblijf: boeteverblief (Noorbeek), villa: viela (Noorbeek) Een groot huis met een tuin buiten de stad; vaak het buitenverblijf van in de stad wonende mensen (villa, landhuis, buitenverblijf, campagne, buiten, hof) [N 79 (1979)] III-2-1
buitenwerk buiten verven: būtǝ vɛrvǝ (Noorbeek) Schilderwerk buitenshuis. [N 67, 67b] II-9
buitenzak op een jas tas: tesj (Noorbeek) de buitenzak [N 59 (1973)] III-1-3
bultbroed bultbroed: bøltbrōt (Noorbeek), vals broed: vāls brōt (Noorbeek) Darrenbroed ontstaan uit eitjes van een leggende werkbij. De cellen worden door de werksters in dit geval voorzien van een zeer hoog gewelfd deksel, vandaar de benaming bultbroed. Bultbroed kan echter ook ontstaan, wanneer een gewone moer onbevrucht is gebleven of door ouderdom of letsel niet langer in staat is bevruchte eieren af te zetten. Deze moer wordt dan ook darrenbroedig. [N 63, 62b; N 63, 27; N 63, 24b] II-6
bundel groenten bussel: bösel (Noorbeek), ideosyncr.  bussel (Noorbeek) Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)] III-2-3
bundel zangen bussel: bø̜sǝl (Noorbeek), busseltje: bøsǝlkǝ (Noorbeek) Samengebonden bundeltjes geraapte halmen. [N 15, 37; JG 2c; monogr.] I-4
buren (ww.?) nabuur zijn: naober ziej (Noorbeek) buurman zijn van iemand [noberen, geburen] [N 90 (1982)] III-3-1
burgemeester burgemeester: borgemēēster (Noorbeek), burger: börger (Noorbeek) het wettelijk hoofd/de vertegenwoordiger van een gemeente [burgemeester, burger, burgmeester] [N 90 (1982)] III-3-1
buskruit buskruit: böskroet (Noorbeek) licht ontbrandbaar, ontplofbaar mengsel dat o.a. gebruikt wordt voor het afschieten van vuurwapens [buskruit, kruit, poeder] [N 90 (1982)] III-3-1
bussel geharkte aren reek struu: rɛ̄k strȳǝ (Noorbeek), reeksel: rɛ̄ksǝl (Noorbeek), rolletje: rø̜lǝkǝ (Noorbeek) De bussel aren die door het naharken of nascharren wordt bijeengebracht. Doorgaans wordt deze bussel gebonden met een band, maar in het noordelijke Truierlands wordt opgemerkt dat een dergelijke bussel los op de kar of in de stuik werd bijgestoken. Vergelijk ook de lemma''s ''bussel kort stro'' (6.1.29) en ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4). [N 15, 38d; JG 1a, 1b; monogr.] I-4