e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197p plaats=Noorbeek

Overzicht

Gevonden: 3664
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
deurkruk, deurklink klink: klēŋk (Noorbeek) Handvat met ijzeren pin dat door de deurstijl in het slot wordt gestoken en dient om de dagschoot van het slot terug te kunnen trekken. Zie ook het lemma 'Dagschoot'. In Q 95 werd het woord 'klink' zowel gebruikt voor de ring of kruk aan de buitenkant van een deur waarmee men het sluitijzer kon oplichten, als voor het sluitijzer aan de binnenkant van de deur. [N 54, 100; N 79, 8; monogr.; Vld.] II-9
deurwaarder deurwaarder: dèrwèèrder (Noorbeek) de ambtenaar bij de rechtbank die belast is met de dienst op de terechtzittingen, het doen van aanzeggingen [bijv. van belastingschuld enz. [vorster, deurwaarder] [N 90 (1982)] III-3-1
diarree aan de/het schijt: an dǝr šiǝt (Noorbeek), ān dǝr šīt (Noorbeek), dunne, de -: dunne (Noorbeek), schijt: hè is an der sjièt (Noorbeek), šīt (Noorbeek) Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.] || Diarree, buikloop (dunne, pruts). [N 84 (1981)] || Te dunne ontlasting, buikloop. [N 76, 51a; N 76, 51b] I-11, I-12, III-1-2
diarree hebben aan de schijt (zijn): an dǝr šīt ziǝ (Noorbeek) Te dunne ontlasting hebben, buikloop. [N 76, 51b; N 76, 51a] I-12
dichtmaken van de woning kitten: ketǝ (Noorbeek) Het dichtmaken van spleten en openingen in de bijenwoning met propolis. [N 63, 53b; N 63, 53a; Ge 37, 142] II-6
dienstplicht doen dienen: deene (Noorbeek) zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)] III-3-1
dienstplicht gaan doen voor zijn nummer opgaan: veur zine noemer opgao (Noorbeek) zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)] III-3-1
dij dik van het been: ət dík vàn ət bí:n (Noorbeek) dij - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
dikke neus dikke tulder: dieke tèùlder (Noorbeek) neus, Een dikke ~ (domper, kolf, tromp, domphoren). [N 84 (1981)] III-1-1
dikke, warme mantel wintermantel: winter-maantel (Noorbeek) een warme damesjas [N 59 (1973)] III-1-3