e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197p plaats=Noorbeek

Overzicht

Gevonden: 3664
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een gleuf aanbrengen in het deegbrood knippen: knepǝ (Noorbeek) Met de schaar of het mes een gleuf aanbrengen in het deegbrood. Volgens de informant van L 330 wordt dit "knippen" gedaan om het rijzen te bevorderen bij slechte deeg. [N 29, 44a] II-1
een hond vleien keuren: ideosyncr.  karen (Noorbeek), teutelen: teutele (Noorbeek) Hoe noemt u een hond vleien (fluren, flemen) [N 83 (1981)] III-2-1
een huis huren pachten: pachte (Noorbeek), pachten (Noorbeek) een huis huren [DC 35 (1963)] III-2-1
een huis uitzetten uitzetten: ūt˲zętǝ (Noorbeek) De omtrek van een te bouwen huis met palen en planken uitzetten. [N 30, 24a; monogr.] II-9
een kind op de arm dragen dragen: drage (Noorbeek) een kind op de arm dragen [peizen] [N 87 (1981)] III-2-2
een koningin opzetten (een) koningin geven: kø̄neŋen gę̄vǝ (Noorbeek) Een moerloos volk een koningin geven. [N 63, 100c; monogr.] II-6
een kuil graven een kuil uitgraven: en koel oetgrave (Noorbeek) kuil, Een ~ maken (dappen). [N 84 (1981)] III-1-2
een muur opmetselen (een muur) optrekken: ǫptrękǝ (Noorbeek) Al metselend een muur laag na laag hoger maken. Een muur die zo werd opgetrokken werd in K 353 een 'muur in opbouw' ('mȳr en up˱bē̜jǝf') genoemd. Het resultaat was volgens een aantal invullers een 'volle muur' ('volǝ mȳr', K 353; 'volǝ myǝr', K 278; 'vǫlǝ mūr', Q 197, 197a; 'vol mūr' L 364). Zie voor de fonetisch niet gedocumenteerde vormen de lemmata 'Metselen' en 'Muur'. [N 31, 27; N 31, 32b; monogr.] II-9
een muur uitloden loodsen: lūtsǝ (Noorbeek) De verticale stand van een muur of profiel controleren met behulp van een schietlood. [N 31, 10b] II-9
een muur voegen voegen: vōgǝ (Noorbeek) De voegen tussen metselstenen met voegmortel opvullen. Voegwerk wordt doorgaans na het metselwerk uitgevoerd. De voegen worden daartoe met behulp van de voegkrabber ter diepte van 1,5 √† 2 cm uitgekrabd waarna de mortel vanaf een plankje door middel van een voegspijker in de voeg wordt gebracht. Voor de lintvoegen gebruikt men een lange voegspijker, voor de stootvoegen een korte. [N 32, 32; monogr.] II-9