24450 |
kleinste dier van het nest |
kruppel:
ideosyncr.
kruppel (Q197p Noorbeek),
kruts:
kraots (Q197p Noorbeek)
|
Hoe noemt u het kleinste, jongste, zwakste dier van een nest [N 83 (1981)]
III-4-2
|
28718 |
kleinwerk |
klein werk:
klę wɛrǝk (Q197p Noorbeek)
|
Het werk dat bestaat uit het maken van kleine kledingstukken. [N 59, 194a]
II-7
|
23215 |
klepel |
klepel:
klaèpel (Q197p Noorbeek)
|
De klepel van een klok [bengel?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23218 |
kleppen |
tumpen:
timpe (Q197p Noorbeek)
|
Vóór de kerkdienst de kleinste klok luiden met korte slagen, anders gezegd: korte slagen geven met de kleinste klok [trumpe, kleppe, pimpe?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21353 |
kletsen |
bazelen:
Van Dale: bazelen, 1. revelen, onsamenhangende taal spreken; -2. (gewichtig uitpakken maar toch) onzin praten.
bazele (Q197p Noorbeek),
wauwelen:
Van Dale: wauwelen, 1. 1. (inform.) kletsen, vervelend praten; -2. (gew.) kauwen, knabbelen; -3. (gew.) treuzelen, leuteren.
wouwele (Q197p Noorbeek)
|
praten over dingen van weinig belang [zwetsen, kletsen, snateren, klappen, snabbelen, wauwelen, teuten, kebbelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21337 |
kletswijf |
muilewijf:
moelewīēf (Q197p Noorbeek)
|
een vrouw die veel babbelt [klappei, kwek, kommeer, blameer, viswijf] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
29825 |
klezoor |
kwartje:
kwērtšǝ (Q197p Noorbeek)
|
Het vierde deel van een metselsteen. Een klezoor kan door de metselaar worden gemaakt door met de troffel een deel van een metselsteen af te slaan. Daarnaast worden klezoren ook in het juiste formaat door steenfabrieken vervaardigd. Ze dienen tot het verkrijgen van een deugdelijk metselverband. [N 31, 19c; monogr.]
II-8
|
18065 |
klierziekte |
dikke klieren:
dieke kleere (Q197p Noorbeek)
|
Klierziekte die gezwellen in de hals veroorzaakt (koningszeer, sinte markoen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17893 |
klieven |
splijten:
spliete (Q197p Noorbeek),
šplītǝ (Q197p Noorbeek)
|
Hout met een beitel of bijl in de lengterichting doorhakken, zodat het splijt. Zie ook het lemma ɛklievenɛ in de paragraaf over de kuipersvaktaal. Het betreft daar het klieven van stukken boomstam tot duigen.' [N 37, 8; N 50, 15a; N 75, 134a; monogr.] || klieven: Vaneen scheiden (klieven, kloven). [N 84 (1981)]
II-12, III-1-2
|
21469 |
klikspaan |
aandrager:
aandrager (Q197p Noorbeek)
|
klikspaan; Iemand die daar een gewoonte van maakt is een ...... [DC 48 (1973)]
III-3-1
|