34079 |
melkgebit van kalveren |
melktanden:
mɛlktan (Q197p Noorbeek),
tanden:
tɛŋ (Q197p Noorbeek)
|
[N 3A, 108a]
I-11
|
34346 |
melkgift van de zeug |
melk:
melǝk (Q197p Noorbeek),
zog:
zox (Q197p Noorbeek)
|
[N 19, 20]
I-12
|
34568 |
melkkar |
melkkar:
męlǝkkar (Q197p Noorbeek)
|
Kar om melkbussen van meerdere boeren van en naar de fabriek te brengen. Het was meestal een lange kar met een groot bodemoppervlak en lage zij-, voor- en achterplanken. [N 17, 15; N G 51; monogr.]
I-13
|
34129 |
melkkoe |
goede melkkoe:
gōi̯ mɛlǝkō (Q197p Noorbeek),
melktype:
mɛlktip (Q197p Noorbeek)
|
Koe die geschikt is voor melkproductie. [N 3A, 148]
I-11
|
34098 |
melkspiegel |
melkspiegel:
mɛlkšpīgǝl (Q197p Noorbeek)
|
Plaats achter de uier waar de haren in de verkeerde richting liggen. [N 3A, 118d]
I-11
|
34227 |
melkstoeltje |
melkstoel:
mɛlkštul (Q197p Noorbeek)
|
Houten krukje met drie of vier poten waarop men zit bij het melken van de koeien. Zie afbeelding 10. [A 9, 13; A 42, 18a; JG 1d; monogr.]
I-11
|
33554 |
meloen |
meloen:
meloen (Q197p Noorbeek),
ideosyncr.
meloen (Q197p Noorbeek)
|
Een meloen, de komkommerachtige oranjekleurige of groene, sappige, smakelijke vrucht (meloen, kanteloep). [N 82 (1981)]
I-7
|
19137 |
menen |
menen:
mienge (Q197p Noorbeek),
peizen:
(Eijsden!).
peize (Q197p Noorbeek)
|
van mening zijn [peinzen, menen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
25544 |
menggereedschap |
mengschup:
meŋšø̜p (Q197p Noorbeek)
|
De houten schop of ander gereedschap, gebruikt bij het mengen van de bloem. Meestal gaat het om een houten schep of een niet al te grote houten schop van uiteenlopende vorm. De informant van Q 97 vermeldt dat de "spatel" een ovaalvormig blad heeft en een dikke ronde steel. Verschillende informanten (L 270, 318b, Q 193) zeggen dat het mengen met de hand gebeurt. Zie afb. 16. [N 29, 18b]
II-1
|
25545 |
mengmachine voor deeg |
deegmachine:
dē̜xmašiŋ (Q197p Noorbeek)
|
Door deze machine enkele minuten te laten draaien mengt men de verschillende soorten bloem. [N 29, 103]
II-1
|