23492 |
muurkapelletje |
muurkapelletje:
moeërkapelke (Q197p Noorbeek)
|
Een kastje of kleine nis, aangebracht tegen een muur en voorzien van een beeld of relikwie. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
22670 |
muziekinstrument |
instrument:
instrument (Q197p Noorbeek)
|
Een instrument waarmee muziek gemaakt kan worden [instrument, muziekje]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22666 |
muzikant |
muzikant:
muzikaant (Q197p Noorbeek)
|
Iemand die een muziekinstrument bespeelt of muziek componeert [musicus, muzikant]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
29073 |
naadloze rug of middenrug |
rug zonder naad:
rø̜k zōndǝr nǭt (Q197p Noorbeek)
|
Middenrug zonder naad. Volgens de informanten van L 416, P 52 en Q 88 betreft een dergelijk onderdeel een sportjas of blazer. [N 59, 87]
II-7
|
26400 |
naaf |
naaf:
nāf (Q197p Noorbeek)
|
De ronde blok in het midden van het wiel waardoor de as steekt en dat met de velg verbonden is via de spaken. Ter versterking worden er naafbanden rond aangebracht. Zie ook de lemmata middennaafbanden, muilband en achternaafband in II.11. [N 17, 58, 40, 50b; N G, 43; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; L 20, 20a; L 39, 21; A 4, 20a; monogr.]
I-13
|
31581 |
naafbus |
bus:
bøs (Q197p Noorbeek)
|
De metalen bus in de naaf van het karwiel die om het uiteinde van de karas draait. Het plaatsen van de naafbus in de dom werd in Q 113 bussen (b0sd) genoemd. Dit werk werd doorgaans door de wagen- of radmaker gedaan. Zie ook afb. 214-215. [N G, 43b; N 17, 59; JG 1a; JG 1b; L 39, 22; monogr.]
II-11
|
28708 |
naaien |
naaien:
ni-jǝ (Q197p Noorbeek),
nījǝ (Q197p Noorbeek)
|
Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.]
II-7
|
28968 |
naaien met te lange draad |
lang troggelen:
lāŋk trogǝlǝ (Q197p Noorbeek)
|
Naaien met een te lange draad. Wanneer men te lange draden neemt, kan men niet vlug genoeg werken. [N 59, 72; N 62, 1g]
II-7
|
28850 |
naaigaren |
naaigaren:
ni-jgārǝ (Q197p Noorbeek)
|
Garen waarmee men naait. [N 59, 6a; N 62, 57]
II-7
|
28891 |
naaimachine |
naaimachine:
ni-jmašiŋ (Q197p Noorbeek)
|
Werktuig om machinaal mee te naaien. [N 59, 17a; monogr.]
II-7
|