34370 |
neusring |
muntel:
møntǝl (Q197p Noorbeek),
naasring:
nāsreŋk (Q197p Noorbeek)
|
Ring in de neus van het varken die het wroeten moet beletten. [N 19, 26; JG 2c; mongr.]
I-12
|
34208 |
nierbekkenontsteking |
nierkrankte:
nērkrɛŋdǝ (Q197p Noorbeek)
|
Een aandoening van de pisbuis, vervolgens van de blaas en van een van de pisleiders en tenslotte van het nierbekken. De kwaal komt bijna uitsluitend bij het vrouwelijk dier voor. De dieren hebben minder eetlust, herkauwen weinig, vermageren, hebben een droge en stugge huid. Ze urineren telkens in kleine hoeveelheden. De oorzaak is een bepaalde smetstof. Zie ook het lemma ''chronische nier- en nierbekkenontsteking'' in wbd I.3, blz. 486. [N 3A, 94; N 52, 29; A 48A, 43]
I-11
|
34265 |
nieren |
nieren:
nērǝ (Q197p Noorbeek)
|
Boonvormig orgaan dat dient tot afscheiding van de urine. De opgaven zijn alle meervoud. [N 28, 88d]
I-11
|
34153 |
niet behouden |
niet behouden:
nēt bǝhǭwǝ (Q197p Noorbeek),
zich verlopen (ww.):
zex vǝrlǭpǝ (Q197p Noorbeek)
|
Niet bevrucht. De koe wordt drie weken na de dekking weer tochtig. [N 3A, 32b]
I-11
|
34149 |
niet bevrucht |
leeg:
lē̜x (Q197p Noorbeek),
mans:
mǭs (Q197p Noorbeek),
verlopen:
vǝrlau̯pǝn (Q197p Noorbeek)
|
Niet bevrucht bij dekking, gezegd van de koe. [N C, 19; N C, 18]
I-11
|
24716 |
niet gedijen |
slecht groeien:
ideosyncr.
schlech greuen (Q197p Noorbeek),
schlecht greuen (Q197p Noorbeek)
|
Niet goed groeien, gezegd van planten (niet tieren, niet aarden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
29102 |
niet gladzittende zak |
tes met runselen:
tęš męt rynšǝlǝ (Q197p Noorbeek)
|
Zak die door verschillende oorzaken niet glad zit. [N 59, 104]
II-7
|
18801 |
niet helder van geest |
simpel:
seempel (Q197p Noorbeek)
|
niet helder van geest, zwak van geest [dutselachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18220 |
niet passen |
niet passen:
neet passe (Q197p Noorbeek)
|
niet passen, gezegd van kledingstukken [pronsen, bolderen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
20167 |
niet zindelijk |
nog niet droog:
nog neet drùùg (Q197p Noorbeek)
|
onzindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften niet beheersend; onzindelijk, gezegd van kinderen [N 86 (1981)]
III-2-2
|