e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Noorbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
neusring muntel: møntǝl (Noorbeek), naasring: nāsreŋk (Noorbeek) Ring in de neus van het varken die het wroeten moet beletten. [N 19, 26; JG 2c; mongr.] I-12
nierbekkenontsteking nierkrankte: nērkrɛŋdǝ (Noorbeek) Een aandoening van de pisbuis, vervolgens van de blaas en van een van de pisleiders en tenslotte van het nierbekken. De kwaal komt bijna uitsluitend bij het vrouwelijk dier voor. De dieren hebben minder eetlust, herkauwen weinig, vermageren, hebben een droge en stugge huid. Ze urineren telkens in kleine hoeveelheden. De oorzaak is een bepaalde smetstof. Zie ook het lemma ''chronische nier- en nierbekkenontsteking'' in wbd I.3, blz. 486. [N 3A, 94; N 52, 29; A 48A, 43] I-11
nieren nieren: nērǝ (Noorbeek) Boonvormig orgaan dat dient tot afscheiding van de urine. De opgaven zijn alle meervoud. [N 28, 88d] I-11
niet behouden niet behouden: nēt bǝhǭwǝ (Noorbeek), zich verlopen (ww.): zex vǝrlǭpǝ (Noorbeek) Niet bevrucht. De koe wordt drie weken na de dekking weer tochtig. [N 3A, 32b] I-11
niet bevrucht leeg: lē̜x (Noorbeek), mans: mǭs (Noorbeek), verlopen: vǝrlau̯pǝn (Noorbeek) Niet bevrucht bij dekking, gezegd van de koe. [N C, 19; N C, 18] I-11
niet gedijen slecht groeien: ideosyncr.  schlech greuen (Noorbeek), schlecht greuen (Noorbeek) Niet goed groeien, gezegd van planten (niet tieren, niet aarden). [N 82 (1981)] III-4-3
niet gladzittende zak tes met runselen: tęš męt rynšǝlǝ (Noorbeek) Zak die door verschillende oorzaken niet glad zit. [N 59, 104] II-7
niet helder van geest simpel: seempel (Noorbeek) niet helder van geest, zwak van geest [dutselachtig] [N 85 (1981)] III-1-4
niet passen niet passen: neet passe (Noorbeek) niet passen, gezegd van kledingstukken [pronsen, bolderen] [N 86 (1981)] III-1-3
niet zindelijk nog niet droog: nog neet drùùg (Noorbeek) onzindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften niet beheersend; onzindelijk, gezegd van kinderen [N 86 (1981)] III-2-2