18921 |
nietsnut |
leegloper:
lèèglöper (Q197p Noorbeek),
niksnut:
niksnöt (Q197p Noorbeek)
|
een persoon die tot niets deugt [leep, nietsnut, nietsnutter, nietsnutterik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25172 |
nieuwe maan |
nieuw licht:
nuj leeg (Q197p Noorbeek)
|
schijngestalte van de maan: nieuwe maan [donkere maan] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19052 |
nieuws |
nieuws:
nujs (Q197p Noorbeek),
(Eijsden!).
nuis (Q197p Noorbeek)
|
een bericht over iets dat nog onbekend was [nets, nieuws] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19177 |
nieuwsgierigaard |
gaperd:
gapert (Q197p Noorbeek)
|
iemand die alles nieuwsgierig bekijkt [gaper] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20401 |
noemen |
noemen:
neumə (Q197p Noorbeek)
|
noemen, een naam geven [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
34478 |
nog in het ei zittend kipje |
kuikje:
kykskǝ (Q197p Noorbeek)
|
[N 19, 40a]
I-12
|
25560 |
nog niet uitgerezen deeg |
nog niet genoeg gegangen:
nox nēt gǝnox gǝgaŋǝ (Q197p Noorbeek)
|
[N 29, 26a; monogr.]
II-1
|
19455 |
noodbed, kermisbed |
paljas:
paljas (Q197p Noorbeek, ...
Q197p Noorbeek)
|
Bed dat in tijd van nood op de grond wordt opgemaakt (kermisbed, paljas, paljas parterre) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
30131 |
noors verband, kettingverband |
kettenverband:
kętǝvǝrbānt (Q197p Noorbeek)
|
Metselverband dat doorgaans wordt toegepast bij halfsteensmuren, maar dat ook bruikbaar is bij steensmuren. Zie ook afb. 36. Het verband is als volgt opgebouwd: eerste laag: kop, kop, strek, strek, kop, strek; tweede laag: drieklezoor, strek, kop, strek, strek; derde laag: kop, kop, strek, strek, kop, strek, enz. (Westra, pag. 15/16). De volgorde van de verschillende lagen kan variëren. [N 31, 24f; monogr.; N 31, 24e]
II-9
|
20809 |
noot |
noot:
noët (Q197p Noorbeek)
|
noot [DC 47 (1972)]
III-2-3
|