e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Noorbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
patroon, dessin dessin: dęseŋ (Noorbeek) Het voorbeeld op de patroontekening waarnaar geweven wordt, maar ook het resultaat daarvan in de stof, de tekening die daarin te voorschijn treedt. [N 62, 74a; N 62, 71c; MW] II-7
pauzeren even pozen: effe-poèze (Noorbeek) heel even ophouden met werken [tukken] [N 85 (1981)] III-1-4
peen, wortel muizen: ideosyncr. wortelen  moeze (Noorbeek) wortelen [N 82 (1981)] I-7
peer, soorten peer: pièr (Noorbeek) [ZND 31 (1939)] I-7
pekel pekel: pīǝkǝl (Noorbeek) De zoutoplossing waarin het vlees wordt bewaard. [N 28, 108; monogr.] II-1
pekelkuip vleestijn: vlēstiŋ (Noorbeek) De houten kuip waarin men het gezouten vlees en spek bewaart. [N 28, 110; monogr.] II-1
pendule pendule: pendule (Noorbeek, ... ) Klok op de schoorsteenmantel (pendule, horloge) [N 79 (1979)] III-2-1
peper peper: peäpər (Noorbeek) peper [DC 03 (1934)] III-2-3
peperkoekdeeg peperkoekdeeg: pępǝrkōkdē̜x (Noorbeek) Volgens de informant van L 321 laat men een mengsel van roggebloem, honing, druivesuiker, water, oude koek een dag liggen. Vervolgens worden er ammonium en koolzuur bijgevoegd en wordt het gehele mengsel goed bewerkt. Dit laat men enige weken rusten waarna men begint met het opbraken van het peperkoekdeeg, telkens weer. Als het deeg plat is, wordt het opgerold en opnieuw gebraakt, totdat het taai is. Dezelfde vormen als voor taai-taai worden hiervoor gebruikt. [N 29, 88; N 29, 88a] II-1
persen apprehensie maken: ǝprentšǝ mākǝn (Noorbeek), persen: persen (Noorbeek), strijken: štrikǝ (Noorbeek) Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47] || Het persen van de stof met een zwaar ijzer. [N 59, 77; monogr.] I-11, II-7