18027 |
snotteren |
snoeven:
snoeve (Q197p Noorbeek)
|
Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snitteren, snutten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17590 |
snuit |
muil:
mul (Q197p Noorbeek),
naas:
nās (Q197p Noorbeek),
snoets:
snoets (Q197p Noorbeek),
ideosyncr.
schnoets (Q197p Noorbeek),
snuits:
snōēts (Q197p Noorbeek),
snūts (Q197p Noorbeek),
šnuts (Q197p Noorbeek)
|
[N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]Hoe noemt u het vooruitstekende deel van het aangezicht van dieren (snuit, snoefel) [N 83 (1981)] || Snuit [SGV (1914)]
I-12, III-1-1, III-4-2
|
34612 |
snuit van de wagen |
distelsnuit:
destǝlšnuts (Q197p Noorbeek)
|
De voorkant van de twee balken die samen de vork vormen, waartussen de dissel is bevestigd. [N 17, 44c; N G, 70g; JG 1d]
I-13
|
20882 |
soepkip |
soephoen:
sophoon (Q197p Noorbeek)
|
kip in water gekookt [N 37 (1971)]
III-2-3
|
18196 |
sok |
hoos:
iech laop altied op me haese es ich heim bi. Me vrouw breit ⁄r altied nuuj veut aan (Q197p Noorbeek),
sok:
ich loop altied op m⁄n zukke as ich heem bie. De vrou die sjtriekt altied nuuj veut draan (Q197p Noorbeek)
|
Sokken. Ik loop altijd op mijn sokken als ik thuis ben. Mijn vrouw breit er telkens weer nieuwe voeten aan. [DC 39 (1965)]
III-1-3
|
21289 |
soldaten |
piotten:
pijotten (Q197p Noorbeek),
soldaten:
sōldoate (Q197p Noorbeek)
|
algemene naam voor soldaten [volk, soldatenvolk, soldaterij] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23488 |
soldatenkerkhof |
amerikaans kerkhof:
amerikaans kèrkhaof (Q197p Noorbeek)
|
Een soldatenkerkhof, oorlogskerkhof, militaire begraafplaats, ereveld, engels kerkhof e.d. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
31504 |
solderen |
solderen:
sǫldērǝ (Q197p Noorbeek)
|
Twee of meer metalen delen door middel van soldeersel met elkaar verbinden. Het soldeersel is een metaal of een legering waarvan het smeltpunt lager ligt dan dat van de te verbinden metalen. Het wordt tijdens het solderen met behulp van een soldeerbout, een soldeerlamp, etc. verhit en vloeibaar gemaakt. De te verbinden vlakken worden vóór het solderen met een vloeimiddel gereinigd om het hechten van het soldeersel te vergemakkelijken en om oxidatie van het te solderen materiaal tegen te gaan. Zie ook het lemma "hardsolderen". [N 64, 28a; N 100, 19; L 7, 12; monogr.; N 33, 194 add.]
II-11
|
18428 |
soorten mouwen |
brede mouw:
breje moew (Q197p Noorbeek),
korte mouw:
korte moew (Q197p Noorbeek),
lange mouw:
lange moew (Q197p Noorbeek),
smalle mouw:
smaale moew (Q197p Noorbeek)
|
Welke soorten mouwen kent U (pofmouw, puntmouw etc.?). Beschrijf hoe deze er uit zien [N 62 (1973)]
III-1-3
|
28833 |
soorten patronen of dessins |
bloempje:
blømkǝ (Q197p Noorbeek),
effen:
ęfǝ (Q197p Noorbeek),
haakje:
hø̜kskǝ (Q197p Noorbeek),
nopje:
nø̜pkǝ (Q197p Noorbeek),
ruitje:
rȳtšǝ (Q197p Noorbeek),
strijp:
(mv)
strīpǝ (Q197p Noorbeek)
|
Diverse patronen of motieven in de stof. [N 62, 74b; MW]
II-7
|