30135 |
staand verband, blokverband |
staand verband:
štǭns ˲vǝrbānt (Q197p Noorbeek)
|
n str'k˲vǝrbant K 353; kopstrekverband: kopstrek˲vǝrbant L 360; kǫpstrek˲- L 414; kopse en gewone laag: kǫpsǝ 'n gǝwōwǝn lāx K 278; %%de volgende term betreft een verband waarbij alle stootvoegen boven elkaar staan%% eenvoegig blokverband: ēfȳgex˱ blǫk˲vǝrba [N 31, 24c; N 31, 24e; monogr.]
II-9
|
30143 |
staande rollaag |
staande laag:
štǭndǝ lǭx (Q197p Noorbeek)
|
Muurafdekking in de vorm van een laag op hun kop staande metselstenen. Woordtypen als 'steensrol' (Q 95), 'steense rollaag' (L 211, L 289, L 290, L 291, L 320a, Q 99*, Q 113) en 'steensrollaag' (Q 39, Q 111, Q 121) verwijzen naar de hoogte van de rollaag. [N 31, 23c; monogr.]
II-9
|
26166 |
staander |
steigerden:
[steiger]dęn (Q197p Noorbeek)
|
De lange, verticaal in of op de grond geplaatste steigerpaal van rondhout of metaal. Zie ook afb. 17. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(steiger)-' het lemma 'Steiger'. [N 32, 2a; monogr.]
II-9
|
20125 |
staart |
stots:
stuts (Q197p Noorbeek),
štoets (Q197p Noorbeek),
štuts (Q197p Noorbeek)
|
[A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.] [N 77, 89; monogr.]staart [DC 02 (1932)]
I-11, I-12, III-4-2
|
34225 |
staartkoord |
koord:
kø̜̄rt (Q197p Noorbeek),
stotsbinder:
štūtz˱bendǝr (Q197p Noorbeek),
touw:
tǭw (Q197p Noorbeek)
|
Koord waarmee men op stal de staart van de koe vastbindt. [N 3A, 14g]
I-11
|
34087 |
staartkwast |
kwast:
kwas (Q197p Noorbeek),
pluim:
plȳm (Q197p Noorbeek)
|
Kwastig uiteinde van de staart. [N 3A, 114]
I-11
|
28377 |
stal |
stal:
štã.l (Q197p Noorbeek),
štā.l (Q197p Noorbeek)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|
21135 |
stallen |
stallen:
stalle (Q197p Noorbeek)
|
[voertuigen, rijwielen enz.] in een garage of bewaarplaats zetten [stallen, stationeren, garen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24739 |
stam uit een haag |
stam:
ideosyncr.
schtam (Q197p Noorbeek),
stok:
stoek (Q197p Noorbeek)
|
Een stam uit een haag (port). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24579 |
stam van de boom |
stam:
stam (Q197p Noorbeek),
ideosyncr.
schtaam (Q197p Noorbeek)
|
Het deel van een boom van de wortels tot aan de takken (stam, bol). [N 82 (1981)]
III-4-3
|