21412 |
verhaal |
verhaal:
verhaol (Q197p Noorbeek),
vertelseltje:
vərtelsəlkə (Q197p Noorbeek)
|
een uitvoerig verhaal [teel] [N 87 (1981)] || verhaal; aan wie heeft hij dat nieuwe - verteld [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
21152 |
verharde weg |
binnenweg:
binnewēēg (Q197p Noorbeek)
|
een verharde weg (klinkerd, kunstweg, kalsij, kalseide) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21726 |
verhoren |
verhoren:
verhure (Q197p Noorbeek)
|
iemand ondervragen in een zaak voor de rechter [verhoren, overhoren, onderhoren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19370 |
verhuizen |
bageren:
bagére (Q197p Noorbeek),
verhuizen:
verhoezen (Q197p Noorbeek),
verhuuze (Q197p Noorbeek)
|
Van woning veranderen (verhuizen, overhuizen, overtrekken) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
34657 |
vering |
ressort:
(mv)
rǝsǭrǝ (Q197p Noorbeek)
|
Vering van het rijtuig. Onder A. bevinden zich de algemene benamingen voor de vering, onder B, C en D de specifieke soorten. De enkele veer (B) bestaat uit een hoofdblad , waarop door middel van een in het midden aangebrachte veerbout twee of meer, telkens kortere steunbladen zijn vastgeklemd. De dubbele veer (C), die meer gebruikt wordt, daarentegen bestaat uit twee hoofdbladen. De spiraalveer tenslotte (D) is een spiraalvormig opgewonden draad van staal of een ander veerkrachtig materiaal. [N 101, 16, monogr]
I-13
|
34171 |
verkeerd liggen |
het achterste voor liggen:
het achterste voor liggen (Q197p Noorbeek),
verkeerd liggen:
verkeerd liggen (Q197p Noorbeek)
|
Verkeerd liggen in de baarmoeder door een slag in de baarmoederhals, gezegd van het kalf. [N 3A, 49]
I-11
|
21399 |
verkeren |
vrijen:
vrieje (Q197p Noorbeek)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20364 |
verkering |
sjans:
sjaans (Q197p Noorbeek)
|
verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20367 |
verkering hebben |
vrijen:
vrieje (Q197p Noorbeek),
vrii̯ə (Q197p Noorbeek, ...
Q197p Noorbeek)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || vrijen [DC 38 (1964)]
III-2-2
|
28948 |
verknippen, versnijden |
versnijden:
vǝršni-jǝ (Q197p Noorbeek)
|
Door verkeerd knippen het te maken kledingstuk bederven. [N 62, 24; MW]
II-7
|