28479 |
verzegelen |
verzegelen:
(voltooid deelwoord)
vǝrzīgǝlt (Q197p Noorbeek)
|
Het sluiten van de cellen door de werkbijen met een dekseltje van was. Dit sluiten of verzegelen gaat onmiddellijk vooraf aan het poppestadium van de larven. [N 63, 23a; Ge 37, 71]
II-6
|
21806 |
verzoek |
vraag:
vroag (Q197p Noorbeek)
|
het vragen iets te willen doen, verzoek [bede] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
30026 |
verzopen kalk |
verzopen kalk:
vǝrzǭpǝ kalǝk (Q197p Noorbeek)
|
Kalk waaraan tijdens het blussen teveel water is toegevoegd waardoor deze te sterk afkoelt. [N 30, 34; monogr.]
II-9
|
30014 |
verzopen mortel |
te nat:
tǝ nāt (Q197p Noorbeek)
|
Mortel waar teveel water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.]
II-9
|
18931 |
verzuimen |
verzuimen:
verzoeme (Q197p Noorbeek)
|
nalaten te doen wat men opgedragen gekregen heeft of wat men beloofd heeft [verzuimen, schrikken, fouten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18277 |
vest |
kamizool (<fr.):
kammezol (Q197p Noorbeek),
vesting:
vesting (Q197p Noorbeek)
|
de aarden wal rondom een stad of gracht [vesting, vest] [N 90 (1982)] || het vest [N 59 (1973)]
III-1-3, III-3-1
|
18533 |
vestzakje |
kamizooltasje (<fr.):
kammezol tesjke (Q197p Noorbeek)
|
het zakje in het vest [N 59 (1973)]
III-1-3
|
34054 |
vet te mesten stierkalf |
mastkalf:
mas[kalf] (Q197p Noorbeek),
vetvee:
vɛtvīǝ (Q197p Noorbeek)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (kalf) het lemma ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 75a]
I-11
|
34070 |
vet te mesten vaars |
mastkalf:
maskǭf (Q197p Noorbeek),
vetvee:
vɛtvīǝ (Q197p Noorbeek)
|
[N 3A, 75c]
I-11
|
34071 |
vetkoe |
koe voor vet te maken:
[koe] vø̄r vɛt tǝ mākǝ (Q197p Noorbeek),
mastkoe:
mas[koe] (Q197p Noorbeek),
vetbeest:
vɛtbest (Q197p Noorbeek)
|
Koe die niet meer geschikt is voor de produktie en daarom voor de slacht wordt gemest. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 77a; monogr.]
I-11
|