22678 |
castagnetten |
kleppers:
kleppers (Q197p Noorbeek)
|
De twee bolletjes van hout of ivoor die men aan de vingers bindt en tegen elkaar slaat [klepperkens, klepper, castagnetten]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
34373 |
castreermes |
schaars:
šārs (Q197p Noorbeek)
|
Instrument waarmee men castreert. Uit de opgaven blijkt dat dit instrument in de meeste gevallen een scheermes is. De informant van Q 208 (Vijlen) vermeldt dat het scheermes "vroeger" werd gebruikt. [N 76, 46]
I-12
|
33749 |
castreren |
kwetsen:
kwɛtšǝn (Q197p Noorbeek),
snijden:
šnii̯ǝ (Q197p Noorbeek, ...
Q197p Noorbeek),
šnīi̯ǝ (Q197p Noorbeek)
|
Het varken onvruchtbaar maken. Mannelijke varkens castreert men door ze de teelballen weg te nemen. [N 76, 44; JG 1a, 1b; monogr.] || In dit lemma worden twee manieren van castreren onderscheiden: A. onvruchtbaar maken door de teelballen weg te nemen, weg te snijden of te kwetsen, en B. onvruchtbaar maken door de teelballen af te binden of af te knijpen.. [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.]
I-11, I-12
|
18431 |
ceintuur |
band:
baand (Q197p Noorbeek)
|
Hoe noemt U: een ceintuur (band, sjerp?) [N 62 (1973)]
III-1-3
|
29989 |
cement |
cement:
sǝmęnt (Q197p Noorbeek),
enci-cement:
enci-cement (Q197p Noorbeek)
|
Een snel verstenend bindmiddel, doorgaans in poedervorm, dat ontstaat door vermenging van kalk- en leemhoudende stoffen die onder hoge temperatuur versinterd zijn. Het bezit de eigenschap door toevoeging van water zowel onder water als aan de lucht te verharden. [N 30, 35a; N 30, 35b; monogr.]
II-9
|
18824 |
chagrijn |
aafgunstig:
aafgeunstig (Q197p Noorbeek),
chagrijn:
(Eijsden!).
sjegr-jn (Q197p Noorbeek),
jaloers:
sjaloers (Q197p Noorbeek)
|
een knagend, afgunstig en mismoedig makend verdriet [chagrijn, chagrijnigheid] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28749 |
changeant |
kribbeschijn:
krebǝšīn (Q197p Noorbeek)
|
Katoenen, wollen of zijden weefsel met een wisselende weerschijn naarmate het licht er anders op valt. [N 62, 96]
II-7
|
28750 |
cheviot |
cheviot:
šēvǝjot (Q197p Noorbeek)
|
Weefsel vervaardigd uit cheviot kam- of kaardwol en geweven in gelijktijdige keperbinding. Meestal in donkere tinten (zwart of marine) geverfd en gebruikt voor heren- en jongenskleding, damesjaponnen en damesrokken en andere (Bonthond s.v. ø̄cheviotø̄). [N 59, 201; N 62, 98]
II-7
|
19943 |
chrysant |
sintkatriensbloem:
Sint Katriengsblómme (Q197p Noorbeek)
|
Chrysant (chrysanthenum frutescens) (chrysant, sinte katherienebloem, winteraster, allerheiligenbloem).(Chrysanthenum indicum L.) [N 92 (1982)]
III-2-1
|
23439 |
ciborie |
ciborie (<lat.):
cibories (Q197p Noorbeek)
|
De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|