30714 |
afbijten |
afbijten:
āf˱bītǝ (Q197p Noorbeek)
|
Oude verf met behulp van een afbijtmiddel verwijderen. [N 67, 68a]
II-9
|
28504 |
afbijten van koninginnecellen |
afslachten:
āfšlaxtǝ (Q197p Noorbeek)
|
Het verwijderen van overtollige koninginnecellen door het bijenvolk of de koningin zelf. [N 63, 65]
II-6
|
29364 |
afbranden |
afbranden:
āf˱branǝ (Q197p Noorbeek)
|
Oude verf met behulp van een brandlamp verwijderen. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Brandlamp'. [N 67, 68b]
II-9
|
21448 |
afdingen |
afpingelen:
aofpingelen (Q197p Noorbeek)
|
proberen minder te moeten betalen dan de gevraagde prijs [afdingen, afpingelen, afpekelen, penkeren, prengelen, pingelen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
29049 |
afdunnen |
watten dun maken:
watǝ døn mākǝ (Q197p Noorbeek)
|
Bewerking van de watten voor de schouder, waarbij de dikte van de watten naar de kant toe wordt verminderd. [N 59, 117a]
II-7
|
28613 |
afgejaagd volk |
jager:
jāgǝr (Q197p Noorbeek)
|
Het door jagen verkregen volk bijen dat met de koningin in de jaagkorf is terechtgekomen. Zie ook het lemma Jagen. [N 63, 90; N 63, 88c; monogr.]
II-6
|
34326 |
afgetrokken zeug |
afgezoken zeug:
ǭfxǝzōkǝ [zeug] (Q197p Noorbeek)
|
Een door het veelvuldig zogen vermagerde zeug. In vraag N 19, 22 werd gevraagd naar "een zeug die vermagerd is door ...", dus naar een zelfstandig begrip. In dit lemma is de nadruk gelegd op de eigenschap "vermagerd" en is het zelfstandig naamwoord zeug niet gedocumenteerd. Voor de documentatie van de verschillende woordtypen voor "zeug" en de bijbehorende dialectvarianten zie het lemma ''zeug'' (1.2.5). [N 19, 22; monogr.]
I-12
|
21121 |
afgevallen fruit |
val:
val (Q197p Noorbeek)
|
Hoe noemt u: afgevallen fruit (val, valappel, afval, rapeling, raopappel?) [N 72 (1975)]
III-2-3
|
29035 |
afglanzen |
glans afnemen:
glāns āfnējmǝ (Q197p Noorbeek)
|
Het wegnemen van de valse glans. Afglanzen is het verwijderen van glans op die plaatsen, welke te droog geperst zijn. Deze glans verwijdert men door het inbrengen van damp door middel van vochtige doeken en hete ijzers. [N 59, 80a; N 59, 81a]
II-7
|
18039 |
afhangend gezwel |
knobbel:
knoebel (Q197p Noorbeek)
|
gezwel, Een afhangend ~. [N 84 (1981)]
III-1-2
|