30357 |
deurkruk, deurklink |
klink:
klēŋk (Q197p Noorbeek)
|
Handvat met ijzeren pin dat door de deurstijl in het slot wordt gestoken en dient om de dagschoot van het slot terug te kunnen trekken. Zie ook het lemma 'Dagschoot'. In Q 95 werd het woord 'klink' zowel gebruikt voor de ring of kruk aan de buitenkant van een deur waarmee men het sluitijzer kon oplichten, als voor het sluitijzer aan de binnenkant van de deur. [N 54, 100; N 79, 8; monogr.; Vld.]
II-9
|
21493 |
deurwaarder |
deurwaarder:
dèrwèèrder (Q197p Noorbeek)
|
de ambtenaar bij de rechtbank die belast is met de dienst op de terechtzittingen, het doen van aanzeggingen [bijv. van belastingschuld enz. [vorster, deurwaarder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18035 |
diarree |
aan de/het schijt:
an dǝr šiǝt (Q197p Noorbeek),
ān dǝr šīt (Q197p Noorbeek),
dunne, de -:
dunne (Q197p Noorbeek),
schijt:
hè is an der sjièt (Q197p Noorbeek),
šīt (Q197p Noorbeek)
|
Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.] || Diarree, buikloop (dunne, pruts). [N 84 (1981)] || Te dunne ontlasting, buikloop. [N 76, 51a; N 76, 51b]
I-11, I-12, III-1-2
|
34351 |
diarree hebben |
aan de schijt (zijn):
an dǝr šīt ziǝ (Q197p Noorbeek)
|
Te dunne ontlasting hebben, buikloop. [N 76, 51b; N 76, 51a]
I-12
|
28552 |
dichtmaken van de woning |
kitten:
ketǝ (Q197p Noorbeek)
|
Het dichtmaken van spleten en openingen in de bijenwoning met propolis. [N 63, 53b; N 63, 53a; Ge 37, 142]
II-6
|
21753 |
dienstplicht doen |
dienen:
deene (Q197p Noorbeek)
|
zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21736 |
dienstplicht gaan doen |
voor zijn nummer opgaan:
veur zine noemer opgao (Q197p Noorbeek)
|
zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17676 |
dij |
dik van het been:
ət dík vàn ət bí:n (Q197p Noorbeek)
|
dij - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17611 |
dikke neus |
dikke tulder:
dieke tèùlder (Q197p Noorbeek)
|
neus, Een dikke ~ (domper, kolf, tromp, domphoren). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18266 |
dikke, warme mantel |
wintermantel:
winter-maantel (Q197p Noorbeek)
|
een warme damesjas [N 59 (1973)]
III-1-3
|