e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nunhem

Overzicht

Gevonden: 3136

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
allerheiligen allerheiligen: Allerheiligen (Nunhem) Allerheiligen. [N 06 (1960)] III-3-3
allerzielen allerzielen: Allerzêêle (Nunhem) Allerzielen. [N 06 (1960)] III-3-3
alpinomuts kalotje (<fr.): klotje (Nunhem) alpino(muts) [patsj] [N 25 (1964)] III-1-3
alver aver: Veldeke  aover (Nunhem) Hoe noemt u de alver: een roofkarpertje, 10-18cm lang, de schubben hebben een fraaie zilver- of paarlemoerglans (alver, moertje, nesteling, aveltje, scheiter, bovenzwemmer, win, winde, wind) [N 83 (1981)] III-4-2
angel van bij of wesp ang: Veldeke  ang (Nunhem) Hoe noemt u het orgaan waarmee bijen en wespen steken (angel) [N 83 (1981)] III-4-2
angst schrik: sjrik (Nunhem) het gevoel van beklemming en vrees, veroorzaakt door een [wezenlijk of vermeend] dreigend onheil of gevaar [angst, schijt, schrik] [N 85 (1981)] III-1-4
anker anker: aŋkǝr (Nunhem) Stuk ijzer dat wordt gebruikt om muren, vloeren, gordingen etc. met elkaar te verbinden. Het is gewoonlijk samengesteld uit een schieter en een veer. De schieter vormt het metalen onderdeel aan de buitenzijde van de muur en bestaat uit een metalen staaf die in het midden een nok heeft. De veer brengt de verbinding tussen schieter en muur of vloer tot stand. Schieter en veer kunnen met behulp van één of meer spieën aan elkaar worden bevestigd. Zie ook afb. 72. De woordtypen 'strijkanker', 'trekanker' en 'strekanker' worden specifiek gebruikt voor een anker waarvan de veer in de dwarsrichting over twee of drie balken ligt. Het dient om muren te verankeren die evenwijdig lopen met de balklaag. [N 31, 38; N 4A, 51b; N 54, 123b; N 54, 124a; N 54, 126; monogr.] II-9
antwoorden antwoord geven: antj-waord gaeve (Nunhem) ten antwoord geven [antwoorden, anderen] [N 87 (1981)] III-3-1
appelbol pijlappel: pie.lappel (Nunhem) Appelbol (krollebol, kokkerebol, kollemol, zomerbroodje, appelbol, appelbroodje, ballebuuze?) [N 16 (1962)] III-2-3
appelmoes appelenmoes: appelemoos (Nunhem), Zo wordt het ook wel genoemd.  appelemoos (Nunhem), appelenprut: appeleprut (Nunhem) Appelmoes (appelpommee?) [N 16 (1962)] || appelmoes [trot, trut] [N 38 (1971)] III-2-3