17562 |
kraakbeen |
knoers/knors:
knaors (L322a Nunhem)
|
kraakbeen [noerz, knorzel, knoezelbeen] [N 10a (1961)]
III-1-1
|
32621 |
kraan van de metalen gierton |
slot:
šlǭ.t (L322a Nunhem)
|
De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.]
I-1
|
24196 |
kraanvogel |
kroenekraan:
kroenekraan (L322a Nunhem)
|
kraanvogel (114 alleen op trek; nu vrij zeldzaam; in grote V-vormige troepen overvliegend; alleen in Oost-Brabant; overnachtend bij vennen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17918 |
krabben |
dabben:
oppe kop dabbe (L322a Nunhem),
schobben:
sjoebe (L322a Nunhem)
|
krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)] || krabben: zijn hoofd krabben tegen jeuk [kraowe] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20739 |
krakeling |
ring:
rink (L322a Nunhem)
|
Krakeling (britsel, ring?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18372 |
krakende schoen |
krakende schoen:
krakendje sjoon (L322a Nunhem)
|
schoenen die een krakend geluid maken als men er op loopt [kraokschoen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
32072 |
kram |
sluiting:
sluteŋ (L322a Nunhem)
|
Oog, haak of kram waarin het slaghout gestoken werd om het vast te zetten. [N 17, 21; N G, 56g]
I-13
|
21342 |
krant |
gazet (<fr.):
gezêt (L322a Nunhem)
|
een dagelijks verschijnend drukwerk ter verspreiding van nieuws en wetenswaardigheden en tot voorlichting van het publiek [gazet, krant, courant, journaal, dagblad] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
24954 |
kreek, stilstaand water |
beekarm:
baek erm (L322a Nunhem),
rivierarm:
rivier erm (L322a Nunhem)
|
kreek, klein, smal, veelal stilstaand water, vaak een overblijfsel van een overstroming of van de vroegere loop van een rivier [kil] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24339 |
krekel |
krekel:
kirkel (L322a Nunhem)
|
krekel [DC 07 (1939)]
III-4-2
|