20177 |
miskraam |
miskraam:
miskraom (L322a Nunhem)
|
Miskraam: te vroegtijdige bevalling waarbij de vrucht niet levensvatbaar is (opslag, misval, misje, kwade kraam (miskraam). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
25166 |
mist, nevel (alg.) |
mist:
mist (L322a Nunhem)
|
mist [domp, mok, moek] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
24929 |
modder, slijk |
modder:
môdder (L322a Nunhem)
|
modder, mengsel van aarde, vuil, allerlei organische stoffen met water [plamei, debber, pladedder, moor, dedder, plamoes, moes, kwet, drabbik, dwal] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
29661 |
modderbak |
vogel:
vōgǝl (L322a Nunhem)
|
De bak of kar waarmee de bereide klei naar de vormtafel wordt vervoerd. Over de term vogel merkt Coopman (pag. 81) op: ø̄̄vogel:, m., in Limburg de bak waarmede de werklieden het leem tot bij de vorm of werkbank brengen. Hij heeft denzelfden vorm als de mortelbak welken de metsersknapen gebruiken. De Waalse steenbakkers uit Luik noemen dat houten tuig lɛoiseau: Het heeft inderdaad de gedaante van eenen vogel.ø̄̄' [N 98, 71; monogr.]
II-8
|
29662 |
modderkar |
kiepwagen:
kipwā.gǝ (L322a Nunhem),
leemkar:
lęjmkɛr (L322a Nunhem),
schurgskar:
šørǝxskar (L322a Nunhem)
|
De kruiwagen of kar waarmee de bereide klei naar de vormtafel wordt vervoerd. [N 98, 72; monogr.]
II-8
|
29660 |
modderkruier |
leemlader:
lęjmlājǝr (L322a Nunhem),
vogeldrager:
vōgǝldrāgǝr (L322a Nunhem)
|
Arbeider die de bereide klei naar de vormtafel brengt, hetzij in een bak die hij op de nek draagt, hetzij met een kruiwagen of door middel van kipkarren. Zie ook Limburgs Idioticon, pag. 277 s.v. vogeldrager: ø̄̄Degene die bij de brikken- of tichelovens den vogel draagt (...). Geh. Genck.ø̄̄ [N 98, 70; monogr.]
II-8
|
19198 |
moed |
courage (fr.):
courage (L322a Nunhem),
moed:
mood (L322a Nunhem)
|
moed hebbend, onbevreesd [durvig, moedig] [N 85 (1981)] || onverschrokkenheid in moeilijkheden en gevaren [moed, courage] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17567 |
moedervlek |
moedervlek:
modervlek (L322a Nunhem)
|
Moedervlek: een aangeboren bruine vlek op de huid (moedermaal, peperkoor, pepervlek). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17944 |
moeilijk vooruitkomen |
schrankelen:
sjrankele (L322a Nunhem)
|
lopen: moeilijk vooruit komen [stachele] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
33700 |
moeras |
broek:
brōk (L322a Nunhem)
|
Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|