33706 |
natuurlijke waterloop |
beek:
bē̜k (L322a Nunhem)
|
Natuurlijke, smal stromende waterloop. [N 27, 25; N 27, 24; A 2, 48; A 10, 21; A 20, 1d; A 20, 1c; AGV, m1; L 24, 17; L 24, 27; L 33, 10; L 37, 15; R I, 23; S 33; monogr.]
I-8
|
18909 |
nauwgezet; nauwgezet persoon |
puntelijk:
puntelik (L322a Nunhem),
secuur:
secuur (L322a Nunhem)
|
met zorg en aandacht te werk gaand, niet slordig of oppervlakkig [consciëntieus, secuur, precies, weiger] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17766 |
navel |
navel:
navel (L322a Nunhem)
|
Navel: het litteken van de navelstreng midden op de buik (nakker, nagel, navel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
20282 |
navelbandje |
navelbandje:
navelbendje (L322a Nunhem)
|
navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
29713 |
neerslaan |
omkippen:
ømkipǝ (L322a Nunhem),
omslaan:
omšlǭn (L322a Nunhem),
ǭmšlǭn (L322a Nunhem)
|
De gevulde kleivormen met behulp van de klapstoel op steenplankjes omkeren. Bij alle opgaven hoort stenen, brikken, etc. als object. [monogr.; N 98, 85 add.; N 98, 86 add.] || De vormbakken op de droogplaats omkeren, zodat de vormelingen met de afgestreken zijde op de bezande bodem komen te liggen. In L 381 noemde men een rij van een bepaalde lengte, ongeveer twaalf omgekeerde vormen, een slag (ēlāx) - Donkers, pag. 62. [N 98, 96; monogr.]
II-8
|
29726 |
neerslager |
afdrager:
ā.f˱drāgǝr (L322a Nunhem)
|
Arbeider die de gevulde vormbakken omkeerde op de droogplaats. [N 98, 97; monogr.]
II-8
|
24347 |
neet, luizenei |
neet:
neet (L322a Nunhem)
|
neet, luizenei [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18042 |
negenoog |
negenoog:
negeaug (L322a Nunhem)
|
Negenoog: kwaadaardige steenpuist omgeven door andere steenpuisten die ineen vloeien (negenoog, negenoger, kwader). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24435 |
nest, hoeveelheid jongen |
est:
Veldeke ? - zwakke e, bijna i
êst (L322a Nunhem),
nest:
Veldeke ? - zwakke e, bijna i
nêst (L322a Nunhem)
|
Hoe noemt u de hoeveelheid jongen die een dier in één keer heeft (nest) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24216 |
nestelen |
timmeren:
tummere (L322a Nunhem)
|
een nestje maken, gezegd van vogels (timmeren, vuren, bouwen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|