20700 |
pannenkoek |
koek:
kook (L322a Nunhem)
|
Pannekoek, heel in het algemeen (struif, flenske, koekebak?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20699 |
pannenkoekenbeslag |
koekendeeg:
kookendeig (L322a Nunhem)
|
Beslag voor het bakken van pannekoeken (timper?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19443 |
pannenlap |
kwezel:
kwezel (L322a Nunhem)
|
lap waarmee men hete voorwerpen van het vuur neemt (kwezel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18295 |
pantoffel |
pantoffel:
pantoeffels (L322a Nunhem)
|
Hoe noemt men de pantoffels? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
20558 |
pap |
pap:
pap (L322a Nunhem)
|
Pap, heel in het algemeen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18194 |
paraplu |
paraplu:
parpluuj (L322a Nunhem)
|
paraplu [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18406 |
parfum |
parfum:
parfum (L322a Nunhem)
|
reukstof in geconcentreerde vorm [parfum, odeur] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
34479 |
pas uit het ei gekomen kipje |
kuikje:
kykskǝ (L322a Nunhem)
|
[N 19, 40b]
I-12
|
26692 |
pasbrug |
lichter:
lichter (L322a Nunhem)
|
Het horizontale balkje, als onderdeel van de licht van handmolens, waar de zwengel en de spil op rusten. De pasbrug is aan één uiteinde scharnierend vastgezet en rust met het andere uiteinde op de lichtboom. [N D, 21]
II-3
|
18183 |
passen |
passen:
passen (L322a Nunhem)
|
nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|