18027 |
snotteren |
snotteren:
sjnaotere (L322a Nunhem)
|
Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snitteren, snutten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20567 |
snuifje |
snuifje:
snuufke (L322a Nunhem)
|
snuifje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid tabak die men in een keer opsnuift (snuifje, snuit, kees, prise) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17590 |
snuit |
snoets:
Veldeke
sjnoets (L322a Nunhem),
varkenssnuits:
vɛrkǝsšnuts (L322a Nunhem)
|
[N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]Hoe noemt u het vooruitstekende deel van het aangezicht van dieren (snuit, snoefel) [N 83 (1981)]
I-12, III-4-2
|
34612 |
snuit van de wagen |
snuit:
snut (L322a Nunhem)
|
De voorkant van de twee balken die samen de vork vormen, waartussen de dissel is bevestigd. [N 17, 44c; N G, 70g; JG 1d]
I-13
|
17841 |
snurken |
snurken:
snorke (L322a Nunhem)
|
snurken [snorke, ronke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18971 |
sober |
sobertjes:
sêûberkes (L322a Nunhem),
zuinig:
zuunig (L322a Nunhem)
|
afkerig van overdaad of overmaat [sefiel, sober] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20664 |
soep |
soep:
soep (L322a Nunhem)
|
Soep, heel in het algemeen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19513 |
soepketel, waterketel |
marmiet:
dit is een koperen ketel, maar geen waterketel
marmiet (L322a Nunhem),
soepketel:
soepkaetel (L322a Nunhem)
|
berremiet/ marmiet, in de betekenis van koperen waterketel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pot, metalen ~; inventarisatie benamingen (tutpot, pappot, trekpot, braajpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19521 |
soepterrine |
soepterrine:
soeptrie-n (L322a Nunhem)
|
soepterrine [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20512 |
soepvlees |
soepvlees:
soepvleis (L322a Nunhem)
|
soepvlees; Hoe noemt U: Mager vlees om soep van te koken (boelie, bouilli, soepvlees) [N 80 (1980)]
III-2-3
|