e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nunhem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spinnenweb kobgeweef: oude mensen  kopgewaef (Nunhem), spinnenweb: thans  sjpinnewebbe (Nunhem) spinneweb [spinnegeweef, -gewep, -kop] [N 26 (1964)] III-4-2
spionnetje, kijkgaatje deurraampje: dêûr-raempke (Nunhem), jodenoog: #NAME?  joede-aug (Nunhem) Raampje of gaatje in de deur om te zien wie er voor de deur staat (kijkvenstertje, oog, kijkgaatje) [N 79 (1979)] III-2-1
spitsmuis scheermuis: Veldeke oe = lang-gerekter dan ned. oe  sjaermoes (Nunhem) Hoe noemt u het insektenetend diertje, veel op een muis lijkend, met spitse kop, dunne poten en een vrij lange staart (spitsmuis, dol, aardbol) [N 83 (1981)] III-4-2
spitten omspaden: om[spaden] (Nunhem), spaden: špāi̯ǝ (Nunhem) In de tuin, op een zeer klein perceel of een moeilijk te ploegen hoek van een akker de grond met een spade - al dan niet in voren - uitsteken en omkeren. De simplicia spaden, graven e.d. zijn bij absoluut gebruik van toepassing op het spitwerk als zodanig. Meestal kunnen ze ook transitief gebruikt worden met het te bewerken stuk grond (de tuin e.d.) als object. [N 11, 65a; N 11A, 146a + b + c; N 11A, 50b add; RND 4 + 7 + 8 + 10, zin 4; A 33, 6 + 7 + 16 add.; L 7, 25; S 34; Lu 1, 1c; monogr.; div.] I-1
splijtkool eeuwig moes: eeuwig moos (Nunhem) I-7
spoor spoor: špǭr (Nunhem) Het smalspoor vanaf de droogplaats naar de oven en rondom de oven met aftakkingen naar binnen. [monogr.] II-8
spoorwiel van de rosmolen koningsrad: kø̄neŋsrāt (Nunhem) Het kamrad aan de grote staande as van de rosmolen. Het spoorwiel drijft het rondsel aan dat op het staakijzer van de stenen is gemonteerd. [N D, 26] II-3
sporen van de haan hanensporen: hānǝspø̄r (Nunhem) Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.] I-12
spotnaam voor hoge hoed staafpijp: staofpiep (Nunhem) hoed, hoge ~: spotbemaningen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)] III-2-2
spotten aanstellen: aansjtêlle (Nunhem), voor gek houden: ver gek haoje (Nunhem) de spot drijven met [spotten, spreeuwen, truten, zwanzen] [N 85 (1981)] || zich met belachelijk makende of oneerbiedige scherts [grappen] uiten [spreeuwen, spotten, truten, zwanzen, lollen, leuren] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1