27245 |
stoker |
stoker:
štø̄̄kǝr (L322a Nunhem),
štø̜̜̄̄kǝr (L322a Nunhem)
|
De arbeider die tijdens het bakproces het vuur in de ringoven op de vereiste temperatuur houdt. Wanneer het vuur in de oven te warm was, zei men in Q 121b dat de oven te gloei (ts\ glø̜j) was. [N 98, 140; monogr.]
II-8
|
20519 |
stokvis |
stokvis:
sjtokvês (L322a Nunhem)
|
bolling; Hoe noemt U: Gezouten en gedroogde vis (bolling) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19559 |
stolp |
kaasstolp:
kièsstjòlp (L322a Nunhem)
|
kaasstolp [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18843 |
stomverbaasd |
paf:
paf sjtaon (L322a Nunhem)
|
zeer verbaasd [verpaft] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20641 |
stoofvlees, zuurvlees |
rindsvlees in het zuur:
rindjsvleis in ’t zoer (L322a Nunhem)
|
Gemarineerd rundvlees, bereid met azijn, olie en kruiden (bufflamood, zoerbrèùtje?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
29784 |
stookpotten |
stookpotjes:
štōkpø̜tjǝs (L322a Nunhem),
stookpotten:
štōkpø̜t (L322a Nunhem)
|
Ronde gaten in het gewelf boven de kamers, afgesloten door ijzeren deksels, waardoor de brandstof toegevoerd wordt. In Q 83 werden de kolen door het kijkgat in de oven geschept. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛkijkgatɛ.' [N 98, 136; N 98, 137; monogr.]
II-8
|
34577 |
stootring |
as:
as (L322a Nunhem),
karas:
kęras (L322a Nunhem)
|
Verdikking van de as tussen de asarm en het asblok waardoor het wiel op een veilige afstand van het asblok gehouden wordt. De stootring kan met de as worden meegegoten maar er ook als een los element om bevestigd zijn. [N 17, 52 + 54 + add; N 18, 98d + 99; N G, 49a, 53f; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; L 20, 20a; L 39, 21 + 22; A 4, 20a; Wi 15; monogr.]
I-13
|
19397 |
stop |
stop:
sjtop (L322a Nunhem)
|
Voorwerp dat een wastafel afsluit om te voorkomen dat het water wegloopt (stop, stopsel) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19376 |
stop, zekering |
zekering:
zekering (L322a Nunhem)
|
Voorwerp dat elektrische stroom onderbreekt zodra die te sterk wordt (stop, plon) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
33062 |
stoppeleinde van de schoof |
vot:
vǫt (L322a Nunhem)
|
De onderkant van de schoof, daar waar de halmen afgesneden zijn. Zie afbeelding 7. [N 15, 21a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|