17699 |
urine |
pis:
pis (L322a Nunhem),
zeik:
zęi̯k (L322a Nunhem)
|
urine van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting van vee. [N 38, 18d; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11, III-1-1
|
17700 |
urineren |
pissen:
pissen (L322a Nunhem),
zeiken:
zęi̯kǝ (L322a Nunhem)
|
urineren van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting hebben, gezegd van vee. [N 38, 18b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11, III-1-1
|
34043 |
vaalbonte koe |
vale koe:
vāl [koe] (L322a Nunhem)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131b]
I-11
|
34061 |
vaars |
rind:
renjtj (L322a Nunhem),
rindje:
renjtjǝ (L322a Nunhem)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|
18949 |
vagebond |
schoft:
sjoeft (L322a Nunhem)
|
een persoon zonder vaste woonplaats en zonder middelen van bestaan, vaak met een slecht gedrag [vagebond, kreugekruier, skoefel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19454 |
vak van een kast |
vak:
vak (L322a Nunhem)
|
Deel van een kast dat door schotjes of deurtjes van de rest gescheiden is (vak, loket) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18658 |
valhoedje |
valhoedje:
valheudje (L322a Nunhem)
|
hoedje, beschuttend ~ voor kinderen die pas lopen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
34497 |
van de leg afraken |
niet leggen:
nēt lęgǝ (L322a Nunhem)
|
[N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
19236 |
van katoen geven |
van katoen geven:
van katoe-n gaeve (L322a Nunhem)
|
alle kracht inspannen om iets op tijd klaar te hebben [lament geven, buzze geven, kemp geven, draad geven, kletsoor geven] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33221 |
van uitlopers ontdoen |
(scheuten) afdoen:
āfdōn (L322a Nunhem)
|
Zoals in het vorige lemma is opgemerkt beginnen soms de aardappelen die in een kelder of kuil bewaard worden te schieten. Hier staan de benamingen voor het verwijderen van dergelijke uitlopers bijeen. Indien niet anders aangegeven is het object steeds "aardappelen". Voor de documentatie van scheuten, zie lemma Scheut, resp. Uitlopers Van Kuilaardappelen [N M, 17b; monogr.]
I-5
|