34036 |
zwartbonte koe |
zwartbonte:
zwartbǫntjǝ (L322a Nunhem)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 126]
I-11
|
24345 |
zwarte bladluis |
meelde:
meeldje (L322a Nunhem)
|
bladluis (zoals bijv. de zwarte tuinbonenluis) [himmelzoad, meelow, melde, smeelje] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18365 |
zwarte gebreide dameskous |
zwarte hoos:
zjwarte haoze (L322a Nunhem)
|
dameskousen, zwarte gebreide ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18644 |
zwarte gevederde muts met kinbanden |
kornet (<fr.):
kernet (L322a Nunhem)
|
muts, zwarte gevederde ~ met kinbanden, meestal door oudere vrouwen gedragen {afb} [kernet] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
34039 |
zwarte koe |
zwarte koe:
zwartǝ [koe] (L322a Nunhem)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 129]
I-11
|
34040 |
zwarte koe met geheel witte kop |
witkop:
wetkǫp (L322a Nunhem)
|
[N 3A, 130a]
I-11
|
34041 |
zwarte koe met witte kop en zwarte vlekken om de ogen |
blaarkoe:
blǭrkǫu̯ (L322a Nunhem)
|
[N 3A, 130b]
I-11
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
kraan:
kraon (L322a Nunhem)
|
kraai, zwarte en bonte ~ (47 als roek [076] zonder kale plek; veren niet zo slordig en met groenige glans; broedt eenzaam in bos; roep [korrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18621 |
zwarte muts? |
kornet (<fr.):
kernet (L322a Nunhem)
|
muts, zwarte ~ {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24288 |
zwarte roodstaart |
spinnenveger:
spinnevaeger (L322a Nunhem)
|
zwarte roodstaart (14 rood trilstaartje, man is van voren roetzwart en heeft wittige vleugelvlek; echte gebouwenvogel; broedt daar binnenin; roep driftig [wiet, wiet, tk, tk]; zang hoog vanaf gebouw [bi-bi-kchchchch...bu-bi-bi] [N 09 (1961)]
III-4-1
|