e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nuth

Overzicht

Gevonden: 813
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roep- en lokwoord voor de jonge eend eendje: ēntjǝ (Nuth) [VC 14, 2s -r-; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor de jonge gans gansje: gęi̯skǝ (Nuth), kwak, kwak: kwak, kwak (Nuth) [VC 14, 2q (r] I-12
roep- en lokwoord voor de kip hen: hen (Nuth), jiep, jiep: jip, jip (Nuth), jiep, jiep, jiep: jip, jip, jip (Nuth), kloek, kloek: kluk, kluk (Nuth), poeljiep, jiep, jiep: puljip, jip, jip (Nuth), tiet, tiet: tit, tit (Nuth) Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor de koe koe: kou̯ (Nuth), moets: muts (Nuth) Men roept de koe naast de algemene benamingen koe, muk enzovoorts ook met het noemen van de kleur, b.v. zwarte en met een eigennaam als Lies en Berta. [N C, 16; VC 14, 2a (r] I-11
roep- en lokwoord voor een big bag: bak (Nuth), kuus, kuus: køš, køš (Nuth) Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het kalf kalf: kāf (Nuth) Met kan een kalf roepen met de algemene benamingen kalf, kalfje, muk enzovoorts, met eigennamen als Liesje, met klanknabootsingen of eventueel met het rammelen van melkemmers. [N C, 17; VC 14, 2b (r] I-11
roep- en lokwoord voor het kuiken kloek, kloek: kluk, kluk (Nuth), kuik, kuik: kø̄k, kø̄k (Nuth), kø̜i̯k, kø̜i̯k (Nuth), kuiken: kȳkǝ (Nuth) [N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het varken kuus, kuus: køš, køš (Nuth), varken: vɛrkǝ (Nuth) In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r] I-12
roep- en lokwoorden voor het lam lam: lam (Nuth), lem, lem: lɛm, lɛm (Nuth) [N 19, 74b; VC 14, 2k (R] I-12
roep- en lokwoorden voor het schaap lem, lem: lɛm lɛm (Nuth), schaap: šōp (Nuth) [N 19, 74a; VC 14, 2j (R] I-12