31693 |
stobbe |
vot:
vǫt (Q036p Nuth)
|
Stronk van een gekapte boom die met het wortelstelsel nog in de grond zit. [N 50, 7e; N 75, 87c; A 45, 35; N 16, add.; monogr.]
II-12
|
25860 |
stookhuis |
stookhuis:
štǭkǝs (Q036p Nuth)
|
De ruimte waar men stroop maakt. [N 57, 1b; monogr.]
II-2
|
25484 |
stookplaats |
lok:
lǭk (Q036p Nuth)
|
De stookplaats onder de ketel in de grond. Zie afb. 16. [N 57, 8a]
II-2
|
33104 |
stoppelland |
stoppelland:
stǫpǝlant (Q036p Nuth)
|
Het akkerland waarop stoppels staan; zie het vorige lemma ''stoppels'' (5.2.8). Voor de fonetische documentatie van het woord stoppelen, zie ook het lemma ''stoppels'' (5.2.8). [N 15, 51; add. uit N 6, 7; monogr.]
I-4
|
33103 |
stoppels |
stoppelen:
stǫpǝlǝ(n) (Q036p Nuth)
|
De stompjes halm die na het maaien op het veld overblijven en later worden ondergeploegd. Opvallend polymorfe meervoudsvorming. [N 6, 7; N 15, 52; JG 1a, 1b; L 7, 53; L 15, 23; Wi 51; monogr.]
I-4
|
26004 |
stormeinde |
stormkant:
stormkant (Q036p Nuth),
windzijde:
windzijde (Q036p Nuth)
|
De zijde van de molenkast waar de roeden zitten en die meestal naar de wind gekeerd staat. Zie ook afb. 18. [N O, 44a; A 42A, 96; Sche 20; N O, 45a; A 42A, 94]
II-3
|
34263 |
stremsel |
stremsel:
štrø̜̄i̯msǝl (Q036p Nuth),
štręmsǝl (Q036p Nuth),
vangsel:
vɛŋsǝl (Q036p Nuth)
|
Het zuur dat bij de melk wordt gevoegd om het te laten stollen. [A 7, 26; N 3E (II]
I-11
|
25599 |
strepen maken op het deegbrood |
snijden:
šnīǝn (Q036p Nuth)
|
Met een mes of iets dergelijks strepen trekken op het deegbrood. Zie afb. 21. [N 29, 43; monogr.]
II-1
|
32649 |
strijkbord, riester |
riester:
rēstǝr (Q036p Nuth)
|
Het strijkbord, riester of rooster is het op de ploegschaar volgend ijzeren (vroeger houten) blad, dat de grond die door kouter en schaar is losgesneden, omkeert en in de vorige voor schuift. Men zie ook de toelichting bij het lemma ploegschaar. [A 26, 6; Lu 4, 6; JG 1a + 1b; N 11, 31.I.a; N 11A, 85d + 87b + 88b + 89c; monogr.]
I-1
|
22085 |
stro |
struu:
strȳǝ (Q036p Nuth)
|
Halmen van gedorst koren. De algemene benaming. Zie ook de toelichting bij paragraaf 6.4. [JG 1a, 1b, 2c; L 7, 60a; R [s], 6; S 36; Wi 4; monogr.; add. uit N 5, 83]
I-4
|