e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nuth

Overzicht

Gevonden: 813
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stobbe vot: vǫt (Nuth) Stronk van een gekapte boom die met het wortelstelsel nog in de grond zit. [N 50, 7e; N 75, 87c; A 45, 35; N 16, add.; monogr.] II-12
stookhuis stookhuis: štǭkǝs (Nuth) De ruimte waar men stroop maakt. [N 57, 1b; monogr.] II-2
stookplaats lok: lǭk (Nuth) De stookplaats onder de ketel in de grond. Zie afb. 16. [N 57, 8a] II-2
stoppelland stoppelland: stǫpǝlant (Nuth) Het akkerland waarop stoppels staan; zie het vorige lemma ''stoppels'' (5.2.8). Voor de fonetische documentatie van het woord stoppelen, zie ook het lemma ''stoppels'' (5.2.8). [N 15, 51; add. uit N 6, 7; monogr.] I-4
stoppels stoppelen: stǫpǝlǝ(n) (Nuth) De stompjes halm die na het maaien op het veld overblijven en later worden ondergeploegd. Opvallend polymorfe meervoudsvorming. [N 6, 7; N 15, 52; JG 1a, 1b; L 7, 53; L 15, 23; Wi 51; monogr.] I-4
stormeinde stormkant: stormkant (Nuth), windzijde: windzijde (Nuth) De zijde van de molenkast waar de roeden zitten en die meestal naar de wind gekeerd staat. Zie ook afb. 18. [N O, 44a; A 42A, 96; Sche 20; N O, 45a; A 42A, 94] II-3
stremsel stremsel: štrø̜̄i̯msǝl (Nuth), štręmsǝl (Nuth), vangsel: vɛŋsǝl (Nuth) Het zuur dat bij de melk wordt gevoegd om het te laten stollen. [A 7, 26; N 3E (II] I-11
strepen maken op het deegbrood snijden: šnīǝn (Nuth) Met een mes of iets dergelijks strepen trekken op het deegbrood. Zie afb. 21. [N 29, 43; monogr.] II-1
strijkbord, riester riester: rēstǝr (Nuth) Het strijkbord, riester of rooster is het op de ploegschaar volgend ijzeren (vroeger houten) blad, dat de grond die door kouter en schaar is losgesneden, omkeert en in de vorige voor schuift. Men zie ook de toelichting bij het lemma ploegschaar. [A 26, 6; Lu 4, 6; JG 1a + 1b; N 11, 31.I.a; N 11A, 85d + 87b + 88b + 89c; monogr.] I-1
stro struu: strȳǝ (Nuth) Halmen van gedorst koren. De algemene benaming. Zie ook de toelichting bij paragraaf 6.4. [JG 1a, 1b, 2c; L 7, 60a; R [s], 6; S 36; Wi 4; monogr.; add. uit N 5, 83] I-4