e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L427p plaats=Obbicht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ontbost terrein met een schop omwerken zuiveren: zȳvǝrǝ (Obbicht) Het ontboste terrein met een schop omwerken om de achtergebleven wortels te verwijderen. [N 27, 10a] I-8
ontginnen breken: brē̜kǝ (Obbicht) Het in cultuur brengen van woeste grond. [N 27, 5; N 11a, 112; monogr.] I-8
ontlasting hebben kakken: kakke (Obbicht), schijten: sjiete (Obbicht) ontlasting hebben [afgon, leutere, driete, zijn gevoeg doen] [N 10c (1995)] III-1-1
ontsmettingsmiddel kelksel: kɛlksǝl (Obbicht) Het middel, de vloeistof die gebruikt wordt bij het ontsmetten van zaaigraan. Zie ook de toelichting bij het vorige lemma. [N M, 24b] I-4
onvast ter been (zijn) slap op de poten: sjlap oppe puet (Obbicht), wankelachtig: wankelechtig (Obbicht) lopen: onvast ter been [sporrig] [N 10 (1961)] III-1-2
onvruchtbare geit steenbok: stęi̯nbok (Obbicht) De antwoorden kunnen zowel op een onvruchtbare geit in het algemeen duiden als op een onvruchtbare vrouwelijke geit. [N 19, 72; JG 1a, 1b; N 77, 84; monogr.] I-12
onvruchtbare koe kwee: kwē (Obbicht) In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C] I-11
onweersbui hommelbui: hommelbuu (Obbicht, ... ), hommelschuil: hommelsjoel (Obbicht, ... ), schuil regen: ⁄n sjoel raige (Obbicht) donderbui [SGV (1914)] || onweersbui [SGV (1914)] || onweersbui met veel regen en wind [schoer, donderschoer] [N 22 (1963)] III-4-4
onweerx hommelweer: hommelwaer (Obbicht), hommelwêr (Obbicht, ... ), hömmelwair (Obbicht), onweer: ünwair (Obbicht) donderbui [SGV (1914)] || onweer [N 22 (1963)] || onweersbui [SGV (1914)] III-4-4
onzevader onzevader: onze vader (Obbicht), paternoster: pater noster (Obbicht) Het door de priester gezongen Pater Noster, het Onze Vader. [N 96B (1989)] || Het gebed "Onze Vader", "Pater noster"[Vadder-óns, Vadder-ónzer, noster]. [N 96B (1989)] III-3-3