e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L427p plaats=Obbicht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
preken preken: praeke (Obbicht) Preken, prediken [preeke, prèèke, preëdieje?]. [N 96B (1989)] III-3-3
prent(je) prent(je): prinjt (Obbicht) prent [SGV (1914)] III-3-2
pret, schik lol: lol (Obbicht), plezier: plezeer (Obbicht), weer höbbe(n) plezeer gat (Obbicht) [schik] wij hebben ~gehad [SGV (1914)] || schik [SGV (1914)] III-1-4
priester priester: preester (Obbicht) priester [SGV (1914)] III-3-3
priesterkoor koor: koar (Obbicht) Het achter de communiebanken gelegen, verhoogde voorste deel van de kerk, waar het hoofdaltaar en de koorbanken zich bevinden [koor, koeër, hoogkoor, priesterkoor?]. [N 96A (1989)] III-3-3
prikkeldraad puntdraad: pønjtjdrǭt (Obbicht) Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.] I-8
processie processie (<lat.): processie (Obbicht) processie [SGV (1914)] III-3-3
proeven proeven: preuve (Obbicht), preuve(n) (Obbicht), pruuve (Obbicht) proeven [SGV (1914)], [SGV (1914)] || proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)] III-1-1, III-2-3
pronken hem snijden: Opm. bijv. hê sniejt m vandaag = hij prijkt met een nieuw pak.  ⁄m snieje (Obbicht, ... ) prijken [SGV (1914)] || pronken [SGV (1914)] III-1-3
proppenschieter kraaktoet: kraaktuut (Obbicht), kraaktūūt (Obbicht) Klakkebus (speelgoed gemaakt van vlierehout om proppen mee weg te schieten) [knaptoet, kraaktuut, proppesjeeter, klambös]. [N 06 (1960)] III-3-2