e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L427p plaats=Obbicht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
suiker suiker: sookker (Obbicht) suiker [SGV (1914)] III-2-3
suikerbiet suikerkroot: søkǝrkrūǝt (Obbicht), sǫkǝrkroat (Obbicht) Beta vulgaris L. subsp. vulgaris, var. altissima. De suikerbiet is een veredeling van de voederbiet met een groot aandeel suikers in de vaste bestanddelen en dateert van het begin van de twintigste eeuw. De knol groeit helemaal onder de grond en gedijt het best op kleigronden. Het is één van de belangrijkste cultuurgewassen op de leemhoudende gronden in Limburg en levert de grondstoffen voor de stroopfabricage en voor de suikerindustrie in Haspengouw. De volgorde van de varianten is zoals steeds eerst naar het tweede element (biet, kroot, enz.); daarbinnen naar de varianten van suiker-; naar het vocalisme zijn in dit eerst lid drie groepen te onderscheiden, die wijzen op verschillende ontleningslagen, corresponderend aan de Nederlandse (ø̜i̯) van ɛsuikerɛ, aan de Duitse (u) van ɛZuckerɛ en aan de Franse (y) van ɛsucreɛ. [N 12, 37; N 12A, 2; A 13, 2c; A 49, 3; L B2, 361; L 43, 4a; R 3, 97; monogr.; add. uit JG 1b] I-5
suikerbrood goede weg: gooie wĕk (Obbicht), suikerweg: sokkerwĕk (Obbicht) brood waarin suiker gebakken wordt [N 29 (1967)] III-2-3
suizen van de oren suizen: t soest in mie.n oeare (Obbicht) suizen van de oren [toewte, fluite] [N 10 (1961)] III-1-1
taart taart: (taart is een betere soort vlaaj).  taart (Obbicht) taart [SGV (1914)] III-2-3
tabak toebak: toebak (Obbicht) tabak [SGV (1914)] III-2-3
tabernakel tabernakel (<lat.): tabbernakel (Obbicht) Het tabernakel, het rijkversierd kastje (op het hoofdaltaar of op het sacra-mentsaltaar), waarin het Allerheiligste bewaard wordt. [N 96A (1989)] III-3-3
tafel tafel: tōͅfəl (Obbicht) tafel [SGV (1914)] III-2-1
tafelmes tafelmes: taofelmes (Obbicht) mes dat men aan tafel gebruikt [N 20 (zj)] III-2-1
tak (alg.) tak: tak (Obbicht) tak [SGV (1914)] III-4-3