e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L427p plaats=Obbicht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
teen teen: tiên (Obbicht), tiêne (Obbicht) teen [SGV (1914)] || tenen [SGV (1914)] III-1-1
telegram telegram: telegram (Obbicht) telegram [SGV (1914)] III-3-1
telen, verbouwen trekken: trękǝ (Obbicht) Het voor gebruik tot ontwikkeling brengen van een gewas. Zie ook de meer specifieke lemma''s ''zaaien'' (2.1) en ''poten, planten'' in aflevering I.5. Voor twachten zie Rutten, Haspengouwsch Idioticon 239: "winnen van zaad". [N Q, 9; L 1 a-m; S 20; Wi 43; monogr.] I-4
ten offer gaan ten offer gaan: ten offer gaon (Obbicht) De offergang maken, ten offer gaan. [N 96B (1989)] III-3-3
tepel, tet mam: mam (Obbicht) Het afzonderlijk melkgevend orgaan van het varken of de tepel. [N 19, 19a; JG 1a, 1b; L 49, 6d; A 30, 6d; G 1, 6d; monogr.] I-12
theelepeltje suikerlepeltje: sókerlèpelke (Obbicht) theelepeltje (suikerlippelke) [N 20 (zj)] III-2-1
theepot theepot: tweeklank  tijpot (Obbicht) pot waarin thee wordt gezet [N 20 (zj)] III-2-1
thuis thuis: (Aan \'t hoes).  thoes (Obbicht) thuis [SGV (1914)] III-2-1
tien-guldenstuk gouden tientje: Opm. fl. 2,40 = sjtùk.  gouwe tientje (Obbicht) tien-guldenstuk, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
tiend tiende: de tiènde (Obbicht) tiende: Datgene wat, in natura of geld, aan de belasting moet worden afgestaan van de opbrengst van het land [de tiend?] [N 21 (1963)] III-3-1