34079 |
melkgebit van kalveren |
kalvertanden:
kau̯vǝrtanj (L427p Obbicht),
melktanden:
melktanj (L427p Obbicht)
|
[N 3A, 108a]
I-11
|
34346 |
melkgift van de zeug |
zok:
˲sǭk (L427p Obbicht)
|
[N 19, 20]
I-12
|
19514 |
melkkannetje |
melkpotje:
mellikpötje (L427p Obbicht)
|
melkkannetje waaruit men aan tafel melk schenkt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
34129 |
melkkoe |
melkkoe:
melkō (L427p Obbicht),
melktype:
melktip (L427p Obbicht)
|
Koe die geschikt is voor melkproductie. [N 3A, 148]
I-11
|
34098 |
melkspiegel |
melkspiegel:
mɛlkspēgǝl (L427p Obbicht)
|
Plaats achter de uier waar de haren in de verkeerde richting liggen. [N 3A, 118d]
I-11
|
17624 |
melktanden |
melktanden:
mè:lktenj (L427p Obbicht)
|
melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25545 |
mengmachine voor deeg |
deegmachine:
dęxmǝsxīn (L427p Obbicht)
|
Door deze machine enkele minuten te laten draaien mengt men de verschillende soorten bloem. [N 29, 103]
II-1
|
24212 |
merel |
zwartmelder:
zwartmêlder (L427p Obbicht)
|
merel [SGV (1914)]
III-4-1
|
17563 |
merg |
merg:
merg (L427p Obbicht, ...
L427p Obbicht)
|
[N 10a (1961)]merg [SGV (1914)]
III-1-1
|
33754 |
merrie |
meer:
mē̜r (L427p Obbicht)
|
Gebruikt als handels-, werk-, voermans- en als fokpaard. [JG 1a, 1b; A 4, 2a; L 11, 11; L 20, 2a; L A1, 92; S 27; Wi 4; monogr.]
I-9
|