17698 |
nier |
nier:
neer (L427p Obbicht)
|
nier [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34208 |
nierbekkenontsteking |
dresen:
dręi̯šǝ (L427p Obbicht)
|
Een aandoening van de pisbuis, vervolgens van de blaas en van een van de pisleiders en tenslotte van het nierbekken. De kwaal komt bijna uitsluitend bij het vrouwelijk dier voor. De dieren hebben minder eetlust, herkauwen weinig, vermageren, hebben een droge en stugge huid. Ze urineren telkens in kleine hoeveelheden. De oorzaak is een bepaalde smetstof. Zie ook het lemma ''chronische nier- en nierbekkenontsteking'' in wbd I.3, blz. 486. [N 3A, 94; N 52, 29; A 48A, 43]
I-11
|
34153 |
niet behouden |
niet behouden:
nēt bǝhawtǝ (L427p Obbicht)
|
Niet bevrucht. De koe wordt drie weken na de dekking weer tochtig. [N 3A, 32b]
I-11
|
21654 |
niet gunnen |
niet toeslaan:
ze wört neet toegeslage (L427p Obbicht)
|
ze wordt niet gegund, i.v.m. de openbare verkoping van b.v. een boerderij [de boerderij is opgehouden?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25172 |
nieuwe maan |
donkere maan:
donkelmoan (L427p Obbicht)
|
maan [donkere ~] [SGV (1914)]
III-4-4
|
19052 |
nieuws |
nieuws:
nuutsj (L427p Obbicht)
|
nieuws [SGV (1914)]
III-3-1
|
19010 |
nieuwsgierig |
nieuwsgierig:
nuusjiêrig (L427p Obbicht)
|
nieuwsgierig [SGV (1914)]
III-1-4
|
17724 |
nieuwsgierig kijken |
nieuwsgieren:
nusjiere (L427p Obbicht)
|
kijken: nieuwsgierig kijken [blieke, spitsmoele] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18020 |
niezen |
niesten:
neeste (L427p Obbicht),
niezen:
neeze (L427p Obbicht)
|
niezen [niese, nieste] [N 10a (1961)] || niezen, proesten [SGV (1914)]
III-1-2
|
34478 |
nog in het ei zittend kipje |
kuiken in het ei:
kȳkǝ en ǝt ęi̯ (L427p Obbicht)
|
[N 19, 40a]
I-12
|