23227 |
oksaal |
oksaal:
oksaol (L427p Obbicht)
|
Het oksaal, de galerij boven het kerkportaal, waar het orgel staat en het zangkoor zingt [oksaal oksaol, koor, zangerskoor, zangzolder?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17636 |
oksel |
onder de arm:
onger de erm (L427p Obbicht)
|
oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20547 |
olie |
olie:
oalie (L427p Obbicht)
|
olie [SGV (1914)]
III-2-3
|
19546 |
olielamp |
olielamp:
aolīēlamp (L427p Obbicht)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
30614 |
olieverf |
olieverf:
ǭli[verf] (L427p Obbicht)
|
Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.]
II-9
|
33664 |
omheinde wei |
afgemaakte wei:
āfgǝmākdǝ węi̯ (L427p Obbicht)
|
Een met prikkeldraad of anderszins afgemaakte wei. Een groot aantal opgaven was wei. Deze opgaven zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. Voor de fonetische documentatie van wei zie men lemma 1.3.6 ɛweiɛ.' [N M, 4b; L 32, 45; monogr.]
I-8
|
33745 |
omheinen |
afmaken:
āfmākǝ (L427p Obbicht)
|
Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.]
I-8
|
19711 |
omheining |
tuin:
tūn (L427p Obbicht)
|
De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.]
I-8
|
17917 |
omhelzen |
lief houden:
leef hauwe (L427p Obbicht)
|
omhelzen [SGV (1914)]
III-1-2
|
34211 |
omweiden |
omweiden:
ǫmwęi̯ǝ (L427p Obbicht)
|
Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.]
I-11
|