33719 |
ontbost terrein met een schop omwerken |
zuiveren:
zȳvǝrǝ (L427p Obbicht)
|
Het ontboste terrein met een schop omwerken om de achtergebleven wortels te verwijderen. [N 27, 10a]
I-8
|
33711 |
ontginnen |
breken:
brē̜kǝ (L427p Obbicht)
|
Het in cultuur brengen van woeste grond. [N 27, 5; N 11a, 112; monogr.]
I-8
|
17706 |
ontlasting hebben |
kakken:
kakke (L427p Obbicht),
schijten:
sjiete (L427p Obbicht)
|
ontlasting hebben [afgon, leutere, driete, zijn gevoeg doen] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
33002 |
ontsmettingsmiddel |
kelksel:
kɛlksǝl (L427p Obbicht)
|
Het middel, de vloeistof die gebruikt wordt bij het ontsmetten van zaaigraan. Zie ook de toelichting bij het vorige lemma. [N M, 24b]
I-4
|
17927 |
onvast ter been (zijn) |
slap op de poten:
sjlap oppe puet (L427p Obbicht),
wankelachtig:
wankelechtig (L427p Obbicht)
|
lopen: onvast ter been [sporrig] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34456 |
onvruchtbare geit |
steenbok:
stęi̯nbok (L427p Obbicht)
|
De antwoorden kunnen zowel op een onvruchtbare geit in het algemeen duiden als op een onvruchtbare vrouwelijke geit. [N 19, 72; JG 1a, 1b; N 77, 84; monogr.]
I-12
|
34151 |
onvruchtbare koe |
kwee:
kwē (L427p Obbicht)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|
25119 |
onweersbui |
hommelbui:
hommelbuu (L427p Obbicht, ...
L427p Obbicht),
hommelschuil:
hommelsjoel (L427p Obbicht, ...
L427p Obbicht),
schuil regen:
⁄n sjoel raige (L427p Obbicht)
|
donderbui [SGV (1914)] || onweersbui [SGV (1914)] || onweersbui met veel regen en wind [schoer, donderschoer] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25176 |
onweerx |
hommelweer:
hommelwaer (L427p Obbicht),
hommelwêr (L427p Obbicht, ...
L427p Obbicht),
hömmelwair (L427p Obbicht),
onweer:
ünwair (L427p Obbicht)
|
donderbui [SGV (1914)] || onweer [N 22 (1963)] || onweersbui [SGV (1914)]
III-4-4
|
23647 |
onzevader |
onzevader:
onze vader (L427p Obbicht),
paternoster:
pater noster (L427p Obbicht)
|
Het door de priester gezongen Pater Noster, het Onze Vader. [N 96B (1989)] || Het gebed "Onze Vader", "Pater noster"[Vadder-óns, Vadder-ónzer, noster]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|