e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Obbicht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
optilbaar hek losse barrier: los brēr (Obbicht) Het niet draaiend maar uitneembaar hek aan de ingang van een wei. [N 14, 68b; A 25, 5e; monogr.] I-8
optillen heffen: höffe (Obbicht), oplichten: opluchte (Obbicht) heffen, tillen [SGV (1914)] III-1-2
opzettelijk expres: espres (Obbicht) expres [SGV (1914)] III-1-4
opzichter opzichter: opzichter (Obbicht) De man onder wiens leiding de werkzaamheden op het bouwwerk worden verricht. In K 359 werd de controle door de 'architect' ('ažet'k') verricht. 'Conducteurs' werden in Q 83 slechts op grote bouwwerken ingezet ter vervanging van de aannemer. [N 30, 3d; N 30, 3e; monogr.] II-9
organist organist: organis (Obbicht) De organist, orgelist. [N 96B (1989)] III-3-3
orgel orgel: oͅrgəl (Obbicht) Het orgel [het/de orgel, örgel, ölger, orjel?]. [N 96A (1989)] III-3-3
orgel spelen op de orgel spelen: op den orgel spele (Obbicht) (op het) orgel spelen, het orgel bespelen. [N 96B (1989)] III-3-3
orgelpijpen orgelpijpen: oͅrgəlpīpə (Obbicht) De pijpen van het orgel [örgelpiepe, orrejelspiefe?]. [N 96A (1989)] III-3-3
os os: ǫs (Obbicht) Gesneden mannelijk rund [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.] I-11
oud, bejaard bejaard: bejoart (Obbicht) bejaard [SGV (1914)] III-2-2