e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Obbicht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pad kroddel: kroddel (Obbicht), pad: (pad) (Obbicht) pad (dier) [SGV (1914)] III-4-2
pad, paadje pad, paadje: paat, pêj (Obbicht) pad, paden (mv.) [SGV (1914)] III-3-1
paddestoel (alg.) joodoor: jutdoire (Obbicht) paddestoel [SGV (1914)] III-4-3
pafferig dik, opgeblazen van lijf papperig (dik): papperig dik (Obbicht) dik, pafferig [maf] [N 10 (1961)] III-1-1
pak, kostuum montering: ein nuuj mantoering (Obbicht), (v.).  mantoering (Obbicht), pak: ei nuuj pak (Obbicht), pak (Obbicht) pak [SGV (1914)] || pak [een nieuw ~] [SGV (1914)] III-1-3
paling, aal aal: iêl (Obbicht), Een teeken voor deze klank vond ik niet in de toelichting. k Heb hem daarom trachten te benaderen en overal weergegeven door i? ( i en ? hecht verbonden)  iêl (Obbicht) aal [SGV (1914)] || paling [SGV (1914)] III-4-2
pannen schuren schuren: schuren (Obbicht) Vlekvrij maken van b.v. pannen door te schuren b.v. met zand (schuren, schrobben) [N 79 (1979)] III-2-1
pannenlap pannenlap: pannelap (Obbicht) lap waarmee men hete voorwerpen van het vuur neemt (kwezel) [N 20 (zj)] III-2-1
pannentang pitstang: petš`taŋ (Obbicht) Lange nijptang waarmee de dakdekker stukken van pannen afknipt wanneer ze aan het ondereinde een schuine richting moeten hebben. Zie ook afb. 76. [N 30, 17; monogr.] II-9
pap brij: briej (Obbicht, ... ) brij [SGV (1914)] III-2-3