e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Obbicht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ruige mest ruwe mest: rū(u̯)ǝ [mest] (Obbicht) Ruige mest is mest die pas uit de stal is gekomen en daarom nog onverteerd stro bevat. Deze mest vormt aanvankelijk de boven- of buitenlaag van de mesthoop, die o.i.v. zon en wind gemakkelijk verdroogt. Hij heeft daarom ook (nog) niet de kwaliteit van de in het vorige lemma bedoelde mest, die langer en dieper in de mesthoop heeft gezeten. De plaatselijke varianten van [mest [N M, 10b; N 11, 27 add.; N 11A, 4b; JG 1a + 1b add.; div.] I-1
ruiken ruiken: ruuke (Obbicht) ruiken [DC 53 (1978)] III-1-1
ruin ruin: ryn (Obbicht) Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.] I-9
ruiten in het kaartspel ruiten: roetenhoas (Obbicht) Ruiten: Ruiten aas. [SGV (1914)] III-3-2
rund rind: renjt (Obbicht) Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.] I-11
runderhorzel, horzel horzel: hoarsel (Obbicht), horzel (Obbicht) horzel [SGV (1914)] || paardenwesp [Roukens 03 (1937)] III-4-2
rundvee beesten: bēstǝ (Obbicht) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
rups rups: ropsj (Obbicht), bijna roopsj  ropsj (Obbicht), WBD  róps (Obbicht) rups [N 26 (1964)], [SGV (1914)] III-4-2
rusten rasten: raste (Obbicht) rusten [SGV (1914)] III-1-2
ruw, hard ruw: roew(e) (Obbicht) ruw [SGV (1914)] III-3-1