e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Obbicht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sterven kapotgaan: kapot˲gǭn (Obbicht), sterven: sterve(n) (Obbicht), sterven (Obbicht) Doodgaan, gezegd van een dier. [N 38, 17b] || sterven [SGV (1914)] || sterven van een mens [N 38 (1971)] I-11, III-2-2
sterven van een plant afsterven: aafsterve (Obbicht) sterven van een plant [N 38 (1971)] III-4-3
stiekem geniepig: geniepig (Obbicht), stiekem: sjtiekem (Obbicht) geniepig [SGV (1914)] || heimelijk, stiekem, in het geniep [stilles] [N 07 (1961)] III-1-4
stiekem uit de ampullen drinken de wijn proeven: de wien preuve (Obbicht) Stiekem uit de ampullen drinken [pölle köäre?]. [N 96B (1989)] III-3-3
stier duur: dȳr (Obbicht) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijf van vingers en handen stijf: sjtief (Obbicht) stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)] III-1-2
stijfsel stijf: stief (Obbicht) Hoe noemt u de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes)? (stessel) [N 104 (2000)] III-2-1
stijfselpap stijf: stief (Obbicht) Hoe noemt u de pap, die met deze stof bereid wordt? (stessel, stesselpap, stesselwater) [N 104 (2000)] III-2-1
stoel stoel: stōl (Obbicht) stoel [SGV (1914)] III-2-1
stoep stoep: stoep (Obbicht) stoep [SGV (1914)] III-3-1