e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Obbicht

Overzicht

Gevonden: 2561
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
degelijk grondig: gronjig (Obbicht) grondig [SGV (1914)] III-1-4
dekbare vaars spelig rind: spēlex rentj (Obbicht) Vrouwelijk kalf dat de eerste tochtigheidsverschijnselen vertoont. [N 3A, 21] I-11
deksel deksel: dèksel (Obbicht) deksel [SGV (1914)] III-2-1
dempig dempig: dɛmpex (Obbicht), dempigheid: dɛmpexhęi̯t (Obbicht) Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6] I-9
denken denken: dinken (Obbicht) denken [SGV (1914)] III-1-4
dennenappel dennenknop: denneknoep (Obbicht) dennenappel [SGV (1914)] III-4-3
dennennaalden dennennaalden: dennenoalj (Obbicht) dennennaald [SGV (1914)] III-4-3
deugniet deugeniet: deugeneet (Obbicht) deugniet [SGV (1914)] III-1-4
deur deur: dø̄r (Obbicht) [rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.] II-9
deurknop, deurklink klink: klink (Obbicht), knop: knop (Obbicht), kruk: kruk (Obbicht) Knop of handgreep waarmee men een deur opent of sluit (klink, kruk, knop) [N 79 (1979)] III-2-1